Recensie: Jan-Willem Anker – Het plein
A piece of the action
Jan-Willem Anker (1978) is een dichter die zich de laatste jaren toelegt op proza. In 2012 verscheen zijn debuutroman Een beschaafde man en een jaar later de prozabundel Beproevingen. Nu verblijdt deze, naar verluidt zachtmoedige jongeman, de wereld met een dagboek over zijn schrijfperikelen en over het getormenteerde plein waaraan hij woont in Amsterdam-Noord, simpelweg Het plein getiteld.
De huizen in Amsterdam-Noord, vooroorlogse arbeiders-chique zeg maar, trekken de laatste tijd steeds meer tweeverdieners, steeds meer ‘beter volk’. Maar er wonen ook nog veel kansarmen en lui die zich echte Amsterdammers noemen of wanen. Schijt aan alles zogezegd. Dat leidt zo nu en dan tot onaangename confrontaties. Het Stadsdeel doet er alles aan – nu ja, veinst in ieder geval betrokkenheid zo blijkt uit Ankers verslag – om de buurt op te krikken. Uiteraard met inspraak van de bewoners. Al lijkt dat soms meer op een politiek spel. Zet de mensen tegen elkaar op en vel als bestuur zelf het oordeel. De buurtmeester als koning Salomon.
Anker noemt zijn boek een semipubliek lokaal dagboek. En dat is het zeker. Hij heeft het werk aan een roman gestaakt om dit verslag te kunnen schrijven. ‘Omdat een uiterlijke noodzaak van lieverlede werd verinnerlijkt.’ Hij wilde zijn rol als actieve burger schetsen en de welhaast onoverkomelijke hindernissen die de goedwillende mens op zijn weg kan tegenkomen. En dat doet hij door man en paard te noemen. Althans in geanonimiseerde vorm, zeg maar door ze bijnamen te geven of ze met hun functie aan te duiden. Alleen zijn vriendin Anna en zijn in het boek zes jaar wordende zoontje Abel worden bij naam genoemd. In dat kader is Anker niet bang. So far so good.
Is er een noodzaak voor de niet in Amsterdam-Noord wonende lezer, vooruit, voor de niet-Amsterdammer om dit gekrakeel rond een arme wijk over het IJ tot je te nemen? (En zelfs voor een ervaringsdeskundige als ondergetekende, jarenlang woonachtig in de Van der Pekbuurt?) Is er voldoende literaire kwaliteit aanwezig, is er een samenhangende literaire richting in de ‘dagen’ te ontdekken, is er een speciale stilistische dynamiek? Eigenlijk niet. Er zit een man achter het raam (of ruimt op het plein wat zwerfvuil op) die impressies schrijft.
De zeggings- en verbeeldingskracht is onvoldoende. De taal die gebezigd wordt soms ronduit irritant. Veel Engelse leenwoorden. Crime scene, hoody, usual suspects, up and coming, silent disco, leader of the pack, catchphrase, a piece of the action, city branding, mugshots, metaphorically speaking, etc. De woningbouwvereniging wordt – u zult niet woordgrappen – Cockroachdale en jongens die rotzooi rappen heten de gebroeders Kat & Kwaad. Te flauw! Anker citeert er lustig op los. Maar het beetje Frans en latijn kan het niveau ook niet echt opkrikken, doet nogal bestudeerd aan. Bijzonder veel zijpaadjes tussen haakjes.
Er is voortdurend ruis op het plein, er zijn nogal wat overlastgevers, hangjongeren, diefachtige types, de lampen bij de school verstoren de nachtrust van de dichter. Hij stuurt er e-mails over, spreekt de conciërge en de vertrekkende directrice erover aan. Maar zijn vraag om begrip verdwijnt in een administratieve put, in het gapende gat van de onwil, van de huidige slabbekakkerij. Als dichter/schrijver moet hij toch weten dat woorden in deze maatschappij bijna niets meer teweeg kunnen brengen.
Het is allemaal begrijpelijk. Alleen de regen brengt rust. Dat is wel zeer herkenbaar voor de tikkende mens. Maar voor een jongen van pakweg zevenendertig jaar hebben Ankers schrijfsels een hoog ‘boze buurmangehalte’. Of zoals hij het zelf zegt: ‘Uiteraard nog niets gehoord over het gevellicht. Ceterum censeo … I know, niemand houdt van een kniesoor.’
De mooiste woorden in Het plein komen van de dichter Anker en van zoonlief Abel die zijn school ‘pikwit’ noemt. Het boek is wel verhelderend met betrekking tot het gemarchandeer van de gemeente Amsterdam. Dit boek snel vergeten en doorwerken aan de roman. Laten we een gedegen meubelmaker niet afrekenen op een bijzettafeltje.
Guus Bauer
Jan-Willem Anker – Het plein. De Arbeiderspers, Amsterdam. 224 blz. € 18,99.
Çhrétien Breukers vergeleek dit boek met het dagboek van Rijk de Jong, oftewel Aristide von Bienefeldt. Dat vond hij stukken interessanter. Toch denk ik dat ik dit ook wel wil lezen.
En weer zat er een Paukl Newman in de keuken is 1000 keer beter, maar kennelijk niet interessant genoeg om de aandacht van de heren en de dames critici te trekken. Volgens mijn heeft deze Bauer dat boek ook niet gerecenseerd. Moet ik wel even nakijken
Vollugens mijn ook. Boeken van collega-columnisten bezoedelen noch bewieroken we. Aristide is een kanjer.
Goodness, wat een bijval opeen! Alle aandacht voor mijn boek is fijn, en ik ga niet zeuren dat de literaire pers me dit keer een beetje vergeten is. Het is misschien ook een beetje vreemd om onder pseudoniem te publiceren(!)
Dat moet dus opeenS zijn