Recensie: Bolesław Prus – De pop
Liefde in tijden van stoom en elektriciteit
Weinig professionele lezers zullen publiekelijk verklaren dat ze een boek geslaagd vonden omdat ze zich zo goed konden identificeren met een (hoofd)personage, misschien omdat dat teveel naar de leesclub of de basisschool zou neigen of simpelweg omdat het persoonlijke haaks zou staan op het professionele, en dat terwijl een goed boek staat of valt met identificatie. Als literatuur een spiegel is, wat wel degelijk zo lijkt, dan kijken we naar de personages alsof ze onszelf zijn. Er is weleens gezegd dat literatuur empathie vergroot en dat zij daarom goed voor ons is. Dat zal best waar zijn, volgens mij is het zelfs aangetoond, maar in de eerste plaats zien we vermoedelijk onszelf, waardoor we wellicht ook de ander beter kunnen zien. Kortom, we zien onszelf in de ander. En omgekeerd: we zien de ander in onszelf. Tijdens het lezen van De pop van Bolesław Prus (1847-1912), een negentiende eeuwse klassieker, althans in Polen – in Nederland was er tot op heden nog geen vertaling, waar nu verandering in is gekomen door Karol Lesman – over een koopman in ‘galanterieën’ van middelbare leeftijd die smoorverliefd is op een aristocratische jonge vrouw en letterlijk en figuurlijk alles uit de kast haalt om haar de zijne te kunnen maken – ironisch, de koopman die ook de liefde meent te kunnen aanschaffen – zag ik mezelf. Om precies te zijn, in mijn wanhopige periode toen ik bijvoorbeeld op het derde afspraakje met een meisje een grote doos bonbons uit Brussel had meegenomen. Het kwam niet meer tot een nieuwe ontmoeting, en sindsdien wist ik: géén grote doos bonbons op het derde afspraakje, ook al zijn de bonbons uit Brussel gekomen. Later hoorde ik van een andere jonge vrouw dat ze er geen problemen mee zou hebben gehad als haar dat was overkomen, integendeel, dus misschien hield het meisje in kwestie gewoon niet van bonbons of ze was te huiverig, want voor het eerste afspraakje had ik een etentje voorgesteld, wat ook al niet op haar goedkeuring kon rekenen; we moesten iets gaan drinken.
Enfin, met deze persoonlijke anekdote ter lering en vermaak – het is zomer, het moet kunnen, en per slot van rekening ben ik geen professionele lezer – bedoel ik maar te zeggen dat De pop vast en zeker in goede aarde zal vallen bij degenen die wanhopig verliefd zijn of die wanhopig verliefd zijn geweest op een onbereikbare liefde en menen het liefdesobject met materiële goederen te moeten verleiden, misschien vanwege het idee dat de eigen persoon niet voldoende is en er dus iets te compenseren valt bijvoorbeeld leeftijd, kaalheid, een ontbrekende teen of een combinatie van dergelijke zaken. Of zou het waar zijn, dus ongeacht de persoonlijke, al dan niet ingebeelde gebreken, wat Edward Reardon in New Grub Street van George Gissing verzuchtte, ik parafraseer: stommeling, dacht je dat er voor de liefde níet betaald hoefde te worden? Overigens speelt geld in De pop net als in New Grub Street, die een jaar na elkaar verschenen, een hoofdrol; er gaat bijna geen bladzijde voorbij of er wordt over geldzaken gesproken. Misschien kan realisme in de literatuur zo worden gedefinieerd: als het geld van zich laat spreken. Het is trouwens opvallend dat in Nederland, waar marchanderen toch een nationale traditie is, geld en financiën voor zover ik weet nagenoeg geen thema zijn in de literatuur, misschien omdat de schrijvers daar juist boven meenden te moeten staan.
Het voorgaande inzake identificatie wil niet zeggen dat De pop alleen de mannelijke lezers zal aanspreken die weten dat het gebrek aan gevoel van eigenwaarde wat mag kosten, deze roman zal wellicht ook interessant zijn voor meisjes of vrouwen die weten hoe het is om een aanbidder met veel geld te hebben of die gaarne kennis willen maken met die sensatie. Het gaat bij de koopman, Wokulski genaamd, niet om een fysiek of psychologisch mankement, het zijne is sociologisch van aard, want de aristocratie laat niet zomaar een ordinaire koopman toe in hun midden, laat staan dat hij kans maakt om met iemand van hen te trouwen. Geld, de grote gelijkmaker, is zijn enige hoop. Hij laat het goed rollen, en niet alleen ten bate van zichzelf en zijn liefdesobject, Izabela, maar ook voor filantropische doeleinden. Izabela’s vader is zo goed als failliet, dus de kans is aanzienlijk dat hij als een geschikte partij voor haar zal worden beschouwd. Dit gegeven brengt Tomasi di Lampedusa’s De tijgerkat in herinnering, waarin de Siciliaanse aristocratie in verval banden smeedt met de nouveau riche om te kunnen overleven. In Nederland heeft de aristocratie nooit zo’n grote machtspositie gehad, en is daarom ook nooit in de literatuur gerepresenteerd. Ook kennen we bij ons niet de adellijke schrijvers die Rusland heeft voortgebracht (bijvoorbeeld Tolstoj en Dostojevski kwamen uit een adellijk geslacht), en ook Polen: Prus was afkomstig uit de (verarmde) adel. Ook al kennen we de klassenmaatschappij slechts uit geschiedenisboeken en fictie, toch weten we ook hier, vooral vanwege de verzuilde samenleving, dat relaties en huwelijken tussen personen uit verschillende milieus kunnen worden bemoeilijkt. De pop is vooral een liefdesverhaal waarbij moet blijken of het de koopman lukt om het aristocratische meisje te bemachtigen, daaraan ontleent het zijn spanning, maar daarnaast stelt het en passant de vraag of de hartstocht die in iemand ontvlamt niet gewoon waanzin is – mooi in hun tevergeefsheid zijn de momenten dat Wokulski meent te zijn genezen van zijn waanzin, om zich daarna met des te meer vuur te storten op zijn liefdesmissie – en het problematiseert eveneens hoe hartstocht iemand laat afdwalen van zijn activiteiten die nuttig kunnen zijn voor de maatschappij; Wokulski had ooit ambities in de natuurwetenschap.
Een hoogtepunt in de roman, naast het duel tussen Wokulski en een baron die Izabela heeft beledigd waarbij de tanden van de baron worden verbrijzeld, is de scène als Wokulski vanuit Warschau naar Parijs vlucht nadat hij een rivaal heeft ontmoet ten huize van Izabela. In Parijs geeft hij zich naast zaken die hij er te doen heeft over aan alcohol en wat de stad te bieden heeft, maar ook vlamt zijn oude liefde, de natuurwetenschap, weer op. Hij komt in contact met een uitvinder en ontdekt dat een vliegmachine misschien binnen handbereik ligt. Op zijn hotelkamer leest hij een passage uit een boek van Adam Mickiewicz, de belangrijkste romanticus uit de Poolse literatuur, en op dat moment meent de koopman te weten waar die waanzin van hem is geboren: geen magie, wat hij ook even had gedacht, maar poëzie, oftewel magie met woorden. ‘Jullie hebben mijn leven verspild… Jullie hebben twee generaties vergiftigd…!’ roept hij uit en hij smijt het boek door de kamer. Daarna pakt hij het weer op, omdat hij beseft dat Mickiewicz slachtoffer was van zijn land. In deze afwijzing van de romantiek en het feit dat Polen wordt voorgesteld als een land waar niets tot bloei kan komen, in tegenstelling tot Frankrijk, lijken Prus’ eigen opvattingen door te klinken; De pop is ook een ideeënroman. Als Wokulski een briefje krijgt waarin doorschemert dat Izabela op hem zit te wachten, vliegt hij terug naar Warschau, als een schoothondje. In hem is de romantiek, een anachronisme in ‘tijden van stoom en elektriciteit’ en andere vooruitgang, nog niet overwonnen.
Ondanks de meeslepende, obsessieve liefde van Wokulski, die ontaardt in masochisme, is De pop geen meesterwerk. Als iemand deze roman schouder aan schouder met de grote negentiende eeuwse Russische en Franse romans uit die periode wilt plaatsen, bijvoorbeeld Tolstojs Anna Karenina of De Maupassants Bel-Ami, of, als we dichtbij huis blijven, Marcellus Emants’ Een nagelaten bekentenis, dan kan hem een zeker gebrek aan onderscheidingsvermogen worden verweten. De roman is in de eerste plaats te eendimensionaal, de valkuil van de ideeënroman, en ook de spanning is al lang voordat het boek geëindigd is uit het verhaal verdwenen. Daarnaast zitten er diverse, langere gedeelten in waardoor je afdwaalt, bijvoorbeeld de beschrijving van de veiling van het huis van de vader van Isabela, de verwikkelingen rond een barones en haar echtgenote, en de uitweidingen in het telkens terugkerende en nogal hinderlijke ‘Dagboek van een oude klerk’, waarin de belangrijkste medewerker van Wokulski zijn belevenissen heeft opgetekend. Dat dagboek heeft nauwelijks een toegevoegde waarde, het doet bijna kluchtig aan; zonder was de roman veel krachtiger geweest. In het nawoord van Lesman valt te lezen dat deze klerk symbool moet staan voor de oude idealisten, dus hij is er om de ideeënroman te vervolmaken, maar als personage is hij weinig meer dan een ledenpop. In een van die hoofdstukken wordt een proces gevoerd om een gestolen pop, en daar komt de titel vandaan. Nogal merkwaardig om dit detail als titel te nemen, poppen spelen verder geen rol in het boek, afgezien van dat ze worden verkocht in Wokulski’s winkel. Het is verleidelijk om de ijskoude Izabela als de pop te beschouwen, wat volgens Lesman niet gerechtvaardigd is. Ook las ik ergens dat Wokulski een pop is waarmee Izabela zich kan vermaken, maar dat zal ook fantasie van de lezer zijn. Dan moeten we dat maar in het verborgene denken, want de titel wordt er beter door.
Het kwalijkst van alles is dat er in De pop een antisemitische ondertoon zit. Vanwege Wokulski, die zich laat leiden door zijn hartstocht, kunnen de Joden, die zo’n beetje rondwandelende karikaturen uit Der Stürmer zijn en die door vrijwel iedereen in dit boek worden geminacht of gehaat, de handel overnemen en verzieken. Als de aristocratie, immoreel en anti-maatschappelijk in haar uitspattingen, deze ‘parvenu’ had toegelaten, zo wordt er geredeneerd, was Polen niet in de afgrond gestort. Qua stijl is de roman, uitzonderingen daargelaten (‘Hij had het gevoel dat het rijtuig niet over de straatstenen reed maar over zijn hersenen’, ‘Hij was aristocraat van zijn haarwortels tot in zijn likdoorns’), weinig interessant, en niet alle personages zijn zo overtuigend als Wokulski, het zijn vooral types die deze roman bevolken, wederom debet aan de ideeënroman misschien. Daar staat tegenover dat sommige bijpersonages wel de moeite waard zijn zoals de kokette weduwe Wąsowksa (‘Maar zolang zij op deze wereld leefde, kon ze niet toestaan dat er een man was die op een andere vrouw verliefd zou kunnen zijn dan op haar’) of de secondant bij het duel van Wokulski die in één alinea wordt beschreven. Hij is voortdurend door het raam naar de wolken aan het staren en ‘had de blik van een bewusteloze; in werkelijkheid was hij een onalledaags iemand, een leeuwenjager en diepzinnig kenner van de Egyptische Oudheid.’ Er is dus heel wat aan te merken op deze roman, maar toch was het buitengewoon prettig om een verhaal te lezen waarin veel wordt gebloosd. En kan een hopeloze romanticus anders dan Wokulski in zijn hart sluiten?
Johannes van der Sluis
Bolesław Prus – De pop. Vertaald uit het Pools door Karol Lesman. Atlas Contact (L.J. Veen Klassiek), Amsterdam/Antwerpen, 926 blz, € 24,99.
Mooi zo\’n uitgebreide recensie. Voor de liefhebber die nader kennis willen maken met dit meesterwerk zijn op onze site de eerste twee hoofdstukken te lezen. Via een facebookactie maak je kan op een gratis exemplaar van het boek http://www.facebook.com/poleninbeeld
Mooie, uitgebreide recensie. Dank! En toch wil ik even twee kanttekeningen plaatsen, niet om mijn gelijk te halen of zo (want smaken kunnen en mogen verschillen), maar gewoon omdat ik daar zin in heb.
Ten eerste: ik lees het boek net iets anders, namelijk als een roman waarin liefdesverlangen en hunkering naar hogere idealen voorop staat EN als roman waarin elk liefdesverlangen en elke hunkering naar hogere idealen stevig wordt bespot. Dus als een roman vol idealisme en vol groteske bespotting van dit idealisme, die tegelijk een tragedie is (want het is best tragisch hoe Wokulski aan zijn liefde en gefnuikte idealen ten onder gaat) en een klucht (want het is ook totaal lachwekkend hoe Wokulski ten onder gaat, ook Wokulski zelf vindt dat soms). En als je het boek op die manier leest, dan voegen de hoofdstukken getiteld \’Dagboek van een oude klerk\’ juist wel veel toe, precies dankzij hun kluchtige karakter. Want die hoofdstukken zetten extra scherp het komische perspectief voorop dat volgens mij OOK wezenlijk is voor \”De pop\”. Ze laten door hun kluchtige karakter m.i. mooi zien dat alle gebeurtenissen in \”De pop\” niet alleen tragisch zijn, maar ook kluchtig en lachwekkend. Wokulski is daardoor een tragische held en tegelijk een totaal lachwekkende figuur. En misschien is juist dat wel extra tragisch….
Ten tweede: Van der Sluis zegt dat er een antisemitische ondertoon zit in \” De pop\”, en hij vindt dat zeer kwalijk. Maar volgens mij is dat een vergissing: er zitten inderdaad antisemitische gedachten in het boek, maar die worden niet verdedigd door de verteller of door Wokulski maar door een aantal tamelijk negatief en lachwekkend afgeschilderde personages. Dat antisemitisme is dan een van de vele vreemde vooroordelen die deze personages hebben. Volgens mij is er dus geen sprake van een antisemitische grondtoon, maar wordt antisemitisme juist als vooroordeel aan de kaak gesteld.
Dat waren mijn kanttekeningen. Benieuwd wat Van der Sluis daarvan vindt?
Wat uw eerste punt betreft: hoewel ik de ambivalente houding ten aanzien van Wokulski onderschrijf, ligt het volgens mij iets genuanceerder. De pop is een ideeënroman en Wokulski vertegenwoordigt een tussenfiguur in de weg naar vervolmaking zoals Prus die voor zich ziet, want hij wordt verteerd door romantische gevoelens, terwijl hij zichzelf nuttig zou kunnen maken voor de wetenschap, waarmee hij de maatschappij zou dienen. De wetenschap is Wokulski’s tweede grote ideaal, maar hij verwaarloost het vanwege zijn romantische liefde. Het is de strijd in hem tussen romantiek en wetenschap die hem tot een tussenfiguur maakt. De jonge uitvinder, zijn naam is me even ontschoten, vertegenwoordigt de juiste weg: hij is absoluut niet geïnteresseerd in (romantische) liefde, maar wil uitsluitend voor de wetenschap leven. Dus het is niet zozeer dat alle ‘hoge idealen’ worden bekritiseerd cq bespot, als wel een specifieke, die van de romantische liefde. De oude klerk bespot Wokulski niet, hij beklaagt hem. Het kluchtige zit wat mij betreft in het personage van de klerk zelf; zijn manier van becommentariëren heeft iets kluchtigs en hij blijft naar mijn smaak nogal tweedimensionaal. Dat zijn dagboek een humoristische dimensie geeft aan het geheel is me ontgaan.
Het tweede punt: zoals gezegd verzieken de Joden, rondwandelende karikaturen, de handel en staan daardoor aan de basis van de teloorgang van de Poolse samenleving. Dit wordt allemaal in de hand gewerkt door Wokulski, die inderdaad geen antisemitische sentimenten tentoonspreidt, maar dat hij geen afkeer heeft van Joden betekent nog niet dat zijn houding ten aanzien van de Joden positief wordt gewaardeerd door Prus, sterker nog, het lijkt erop dat Prus hem verblinding verwijt, een verblinding die vermoedelijk wordt veroorzaakt door het feit dat Wokulski andere zaken (liefde) aan zijn hoofd heeft.
Bedankt voor de snelle reactie op mijn reactie.
Wat het tweede punt betreft worden we het echter niet eens, merk ik wel: dat de Joden de \”teloorgang van de Poolse samenleving\” bewerkstelligen is naar mijn idee toch echt alleen de mening van allerlei vrij karikaturale figuren uit het boek en niet \’de boodschap\’ van Prus. Die joden in het boek zijn zeker zwaar karikaturaal, maar degenen die hen vrezen zijn dit ook, en hun antisemitisme (plus hun kritiek dat Wokulski hun anti-joodse insteek niet deelt) is onderdeel van die karikatuur. Althans, zo lees ik dat: u leest dat anders, en zo te zien overtuigen we elkaar niet.
Wat het eerste punt betreft: tja, u zou gelijk kunnen hebben. Maar ik ook, en misschien hebben we het allebei. Naar mijn idee is die klerk, alleen al door zijn idiote geloof in de verlossende capaciteiten van de zoveelste Napoleon, zo ongeveer de verpersoonlijking van naïef geloof in verlossende hogere idealen. En Wokulski is dat ook, in wat minder groteske mate weliswaar maar toch. Niet alleen omdat hij zo tevergeefs achter Izabela aanrent, iets wat hij soms zelf behoorlijk kolderiek vindt en waarvoor hij niet te zuinig bespot wordt door o.a. een met hem bevriende cynische dokter (ik ben de naam even kwijt), maar ook omdat zijn eerdere deelname aan de Poolse revolutie zo fors is mislukt en omdat zijn geloof in wetenschap ook iets kolderieks heeft (o.a. omdat die Franse wetenschapper die hem in Parijs zo inspireert toch wel erg veel weg heeft van een charlatan of professor Sickbok). Ook die door u genoemde jonge uitvinder is naar mijn idee eerder een komisch personage dan iemand die staat voor \”de juiste weg\”: zijn idealisme is bewonderenswaardig maar toch ook wat wereldvreemd.
Wat punt twee betreft: ik denk het ook niet. Volgens mij wordt de teloorgang van de Poolse maatschappij en de verderfelijke invloed van de Joden in dezen als een gegeven gepresenteerd. Dat de antisemitische personages zo karikaturaal zijn, kan ik me niet herinneren, ik zou het opnieuw moeten lezen, maar waarom heeft Prus de Joden het karikaturaalst van allemaal gemaakt als hij juist het antisemitisme aan de kaak wilde stellen? Overigens zijn er meer lezers die een antisemitische ondertoon in dit boek bespeuren. Nee, dat er een aanklacht tegen antisemitisme in schuilt, zoals u beweert, lijkt me een vrij particuliere en onhoudbare stelling.
Punt één: het idealisme van de klerk en de romantiek van Wokulski worden afgewezen cq belachelijk gemaakt, daarover zijn we het eens. De jonge uitvinder/wetenschapper heb ik echter niet ervaren als een komisch personage, en als dat wel zo zou zijn, dan wordt hij nog steeds als het sympathiekst van iedereen in het boek voorgesteld. Bovendien heb ik ergens gelezen, weet niet meer waar, dat Prus een vervolg wilde schrijven waarin die jongen een heldenrol zou spelen.
Oké, die jonge uitvinder/wetenschapper is inderdaad wel een van de sympathiekere personages, dus hij zou inderdaad een soort van held kunnen zijn. Zij het dan een held met naar mijn smaak ook komische trekjes, maar niettemin. Ik vraag mij af of de cynische dokter dan niet ook een soort van held zou kunnen zijn, omdat die zich van alle of in elk geval de meeste illusies bevrijd heeft, maar goed, ook dan is de uitvinder/wetenschapper wel de meest POSITIEVE figuur.
En oké, over dat antisemitisme worden we het dus inderdaad echt niet eens. Volgens mij zijn de joodse personages helemaal niet het karikaturaalst van allemaal, want dan zijn m.i. de baron en de barones, en ook allerlei andere niet-joodse personages zijn behoorlijke karikaturen. En uw bewering dat de verderfelijke invloed van de joden als \”gegeven\” gepresenteerd wordt lijkt mij apert onjuist: volgens mij gaat het puur om opinies van personages, en dat is vrijwel nooit een \”gegeven\”, want de mening van personages kun je vaak niet zomaar opvatten als de mening van de auteur, zeker niet als die personages zo karikaturaal zijn als bij Prus. Maar goed, een duidelijke aanklacht tegen het antisemitisme levert Prus ook niet, dat geef ik dan wel weer toe: hoogstens een impliciete, die IK dan vrij duidelijk vond (vanwege de zotheid van het standpunt zelf, de zotheid van de formulering ervan en de zotheid van de personages die het verkondigen), maar DAT is dan weer subjectief.
Nog een allerlaatste opmerking: ik heb even gegoogeld op de trefwoorden \’Prus\’, \’Jew\’ en \’antisemitism\’. Resultaat van dit naar ik toegeef nogal verkennende onderzoekje: ook anderen zien inderdaad een anti-semitische ondertoon in \”De pop\”, maar er zijn ook de nodige lezers die vinden dat het antisemitisme door Prus juist als onwenselijk fenomeen wordt blootgelegd. Van der Sluis heeft dus gelijk als hij zegt \”ik ben niet de enige die het zo leest\”, maar apert ongelijk als hij zegt dat mijn lezing – in tegenstelling tot de zijne- hem een \”vrij particuliere en onhoudbare stelling\” lijkt. Kennelijk is er vaker gesproken over de positie van de jood binnen \”De pop\”, en kennelijk hebben verschillende lezers daar verschillende meningen over. Net als Van der Sluis en ik.
Hiermee wou ik dan de discussie maar beëindigen, ook als Van der Sluis er nog op reageert: ik heb nog andere dingen te doen (mooie boeken lezen bijvoorbeeld) en Van der Sluis trouwens ongetwijfeld ook.
Prus schijnt zich op uiteenlopende wijze te hebben uitgelaten over Joden – ik heb ook een bescheiden onderzoekje gedaan – en wellicht verklaart dit onze verschillende interpretaties van De pop in dezen. Er is een studie over verschenen, dus we zouden daar achteraan moeten gaan. Misschien was Prus geen virulente antisemiet, en wijst hij het antisemitisme zelfs af, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat hij geen negatieve conclusies trekt over de Joden, ook een vorm van antisemitisme wat mij betreft (de beruchte redenering: ik ben geen racist, maar…), vandaar de ondertoon, maar ik zal het boek tzt nog een keer lezen om nog nauwkeuriger te bepalen hoe ik tot mijn interpretatie kwam en te zien in hoeverre ik uw interpretatie kan onderschrijven. Daarbij zal ik dan ook goed letten op de figuur van de dokter, eveneens een Jood immers.
Voor nu ben ik het met u eens dat we dit laten rusten en verdergaan met het lezen van goede boeken. Ik las dat u De Thibaults zo mooi vond; daar zijn we het dan ook over eens.