Recensie: Paul Beatty – The Sellout
Geschiedenis is geen boek
Er zijn veel boeken waarbij je moet glimlachen als je bepaalde passages leest en denkt: dit is geestig. En er zijn hilarische boeken of verhalen die, helaas zijn ze wat schaarser, echt LOL-grappig zijn: bijvoorbeeld De helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst, de J. Kessels-romans van P.F. Thomése, Homeland van Sam Lipsyte en A Confederacy of Dunces van John Kennedy Toole. Literatuur die ik mensen alleen al aanraad omdat ik, lezend in m’n eentje, echt hardop moest lachen. Dit geldt ook voor The Sellout, de nieuwe roman van de Amerikaanse schrijver Paul Beatty, een schrijver die in ons land nagenoeg onbekend is, en ik ben geen uitzondering, want ik had ook nog nooit van hem gehoord.
De Afro-Amerikaanse ik-verteller (‘The Sellout’/ ‘Bonbon’) is opgegroeid in Dickens, een stadje in L.A. County dat niet meer bestaat. Zijn vader was een sociale wetenschapper die hem zijn hele jeugd onderwierp aan sociale experimenten, testen en lessen die hem bewust maakten van zijn huidskleur en dat hij behoorde tot een minderheid. Hij ging niet naar school, want hij werd thuis door zijn vader onderwezen. De laatste werd doodgeschoten door de politie en de verteller krijgt hiervoor een riante schadevergoeding. Zijn vader heeft hem altijd geleerd dat je jezelf continue moet afvragen: wie ben ik? en hoe kan ik mezelf worden?
Like the entire town of Dickens, I was my father’s child, a product of my environment, and nothing more. Dickens was me. And I was my father. Problem is, they both disappeared from my life, first my dad, and then my hometown, and suddenly I had no idea who I was, and no clue how to become myself.
Deze onwetendheid leidt niet tot de standaard romanske zoektocht naar identiteit of een antwoord op de vraag naar de betekenis van het leven. In plaats daarvan probeert hij zijn oude woonplaats Dickens opnieuw op te bouwen en introduceert de verteller, zonder al te veel tegenwerpingen en protesten, de segregatie en de slavernij. Hominy, een bejaarde man, is een locale beroemdheid vanwege zijn acteerwerk tijdens zijn kinderjaren. De verteller woont op een boerderij en de oude man trekt bij hem in. Hominy is de slaaf en de verteller de meester. Maar het is een rollenspel.
‘Hominy, can you get your ass out of the way?’
‘I refuse to toil fo’ no massa who can’t manage a simple task such as finding a sister city. And today, this here field nigger refuses to move.’
‘Field nigger? Not that I want you to, but you don’t do a lick of work. You spend all your time in the Jacuzzi. Field nigger, my ass, you’re a goddamn hot-tub-sauna-banana-daiquiri nigger. Now move!’
Hominy is dus niet echt beperkt in zijn vrijheid, doet niets waar hij geen zin in heeft en hij kan ermee stoppen als hij er genoeg van heeft.
‘What the fuck, Hominy?’
‘I quit.’
‘Quit what?’
‘Slavery. We’ll talk reparations in the morning.’
De humor is vermakelijk, net als het gescheld en gevloek van de ritmische straattaal waarin de roman wordt verteld. Maar Beatty problematiseert en thematiseert op ongewone wijze doordat zijn verteller de segregatie en slaverij herintroduceert. Met als onderliggende hoofdvraag wat de invloed is van de geschiedenis op het heden. Hierdoor krijgt de roman de diepgang die ietwat oppervlakkige, doch buitengewoon geestige sociale satires en komedies (bijvoorbeeld Chappelle’s Show – hilarisch, maar niet echt diepzinnig) in de populaire cultuur vaak ontberen.
De omgang met het verleden door de Afro-Amerikaanse gemeenschap is volgens de verteller paradoxaal:
They vow never to forget, and we want everything expunged from our record, sealed and filed away for eternity.
Deze tegenstrijdigheid zorgt voor ongemak, want zo blijft het verleden een last: het verleden is alomtegenwoordig, want er zijn nog genoeg Afro-Amerikanen die leefden in de tijd van segregatie en de openlijk racistische mentaliteit van vele blanke Amerikanen, maar dit kan niet of slechts moeizaam bespreekbaar worden gemaakt omdat de geschiedenis wordt verontachtzaamd. Het personage Foy Cheshire herschijft bijvoorbeeld vele literaire klassiekers, onder andere Huckleberry Finn van Mark Twain en hij vervangt overal het ‘n-word’ met het woord ‘warrior’. Ook verandert hij de titel. De roman heet na zijn bewerking The Pejorative-Free Adventures and Intellectual and Spiritual Journeys of African-American Jim and His Young Protégé, White Brother Huckleberry Finn, as They Go in Search of the Lost Black Family Unit.
Geschiedenis is niet een nachtmerrie waaruit je kan proberen te ontwaken zoals Stephen Dedalus verlangt. De geschiedenis is ook geen boek, waarbij je de pagina kan omslaan en het allemaal achter je kan laten.
That’s the problem with history, we like to think it’s a book – that we can turn the page and move the fuck on. But history isn’t the paper it’s printed on. It’s memory, and memory is time, emotions, and song. History is the things that stay with you.
De introductie van de verschillende Civil Rights Acts en de Equal Rights Act van 1963 is slechts het begin. Daarmee is de ongelijke behandeling en het racisme in de maatschappij niet verdwenen of afgelopen. De wet mag dan zijn aangepast om ongelijkheid uit te bannen, dat betekent niet dat er automatisch geen ongelijkheid meer is.
Uiteindelijk moet de verteller zich verantwoorden voor de rechter en deze veroordeelt de verteller niet. De rechter vindt dat hij een pijnlijk zwakke plek in de hedendaagse Amerikaanse samenleving heeft blootgelegd.
In attempting to restore his community through reintroducing precepts, namely segregation and slavery, that, given his cultural history, have come to define his community despite the supposed unconstitutionality and nonexistence of these concepts, he’s pointed out a fundamental flaw in how we as Americans claim we see equality. “I don’t care if you’re black, white, brown, yellow, red, green, or purple.” We’ve all said it. Posited as proof of our nonprejudicial ways, but if you painted any one of us purple or green, we’d be mad as hell. And that’s what he’s doing. He’s painting everybody over, painting this community purple and green, and seeing who still believes in equality.
In een bekend essay noemde James Baldwin de roman Native Son van Richard Wright een ‘protestroman’. Het was het begin van de strubbelingen tussen twee van de belangrijkste Afro-Amerikaanse schrijvers van de vorige eeuw. Een paar jaar later schrijft Baldwin in het essay Alas, Poor Richard over een gesprek dat hij had met Wright.
“What do you mean, protest!” Richard cried. “All literature is protest. You can’t name a single novel that isn’t protest.” To this I could only weakly counter that all literature might be protest but all protest was not literature.
Hoewel Baldwin zijn repliek zelf zwak vindt, misschien omdat het een te makkelijke respons was, heeft hij wel degelijk een punt. In literatuur is protesteren problematiseren, zo niet dan is de tekst een pleidooi of een betoog met het karakter van een politiek of sociologisch traktaat. Het protest in de roman is dus het betwijfelen en onderzoeken van bepaalde veronderstellingen en verschillende geaccepteerde waarheden. En dat laatste is was Paul Beatty in The Sellout op een hilarische en intelligentie manier heeft gedaan.
Koen Schouwenburg
Paul Beatty – The Sellout. Farrar, Straus and Giroux, New York, 290 blz. € 30,99.