Recensie: Rudolf Geel – De vrouwenbron
De eeuwige jeugd
Eén van de opmerkelijkste schilderijen in de Gemäldegalerie Berlin is stellig ‘Der Jungbrunnen‘ van Lucas Cranach der Ältere (1472-1553). Het doek toont een bron met in het midden een fontein. Links van die bron worden oude en versleten vrouwen in wagens — zelfs een kruiwagen — en op een draagbaar aangevoerd, en door in het water te baden komen ze er rechts jong, gezond en ook een tikje wellustig weer uit. Het schilderij laat de metamorfose van oud naar jong zien, het thema is zoiets als ‘de eeuwige jeugd’.
Rudolf Geel, die in 1985 de fraaie verhalenbundel Verleidingen publiceerde (zijn eerste uitgave bij De Arbeiderspers, voorheen zat hij in het fonds van De Bezige Bij), koos Cranachs schilderij als uitgangspunt voor zijn nieuwe roman. ‘Der Jungbrunnen’ werd De vrouwenbron, want het zijn alleen vrouwen die te water gaan; oude mannen dragen hen erheen en jonge mannen wachten hen aan de andere kant op. Het is een monter en intrigerend boek geworden — monter omdat het de voorbode van een nieuw maatschappelijk elan lijkt te willen zijn (zie de openingszin: ‘Een nieuwe tijd is aangebroken voor gedurfde ondernemingen.’), en intrigerend omdat het zo bijzonder van vorm is.
Aan De vrouwenbron hebben, zou je kunnen zeggen, drie schrijvers gewerkt: Rudolf Geel, Sandra Wiechmann en Steven Tetterode. Het boek begint met een korte proloog: we vinden Steven Tetterode, dan bijna veertig jaar oud, op de Piazza del Campo in Siena, schrijvend in een notitieboekje. Wat hij noteert lezen we in de uitvoeriger epiloog: zijn reactie op de roman Inwijdingen van Sandra Wiechmann. Die roman, die Cranachs schilderij ook al als omslag heeft, vormt het — grootste — middendeel van De vrouwenbron.
Steven Tetterode is één van de hoofdpersonen van Sandra’s roman; zijn naam is een pseudoniem dat Sandra hem heeft gegeven. In het begin van de jaren zestig studeerden ze samen Nederlandse taal- en letterkunde, Steven schreef aan een roman en Sandra haalt in haar roman de herinneringen op aan hun gezamenlijke belevenissen en die van hun vrienden. Korte notities zijn het veelal, initiaties in de liefde en de wetenschap, en in die zin is de titel Inwijdingen goed gekozen.
Erg gelukkig is Steven niet met het beeld dat Sandra van hem schetst, sterker nog: hij ervaart Sandra’s product als een afrekening. Vandaar dat hij na het lezen van haar boek zijn eigen herinneringen op schrift stelt. Door Inwijdingen keert Steven Tetterode terug naar zijn eigen jeugd — een parallel met Cranachs schilderij — om te ontdekken dat niet de bron van waarde voor het leven is, maar het vinden van de weg erheen. Die speurtocht wordt in De vrouwenbron knap vormgegeven in een parallelle vertelling over de middeleeuwse Beatrijs-tekst: hoe verliet Beatrijs’ minnaar ’s avonds met paard en al de ommuurde stad, waarvan de poorten gesloten waren?
In het bijzonder de afwikkeling van de Beatrijs-geschiedenis krijgt in Stevens epiloog iets kunstmatigs, maar dat is dan ook het enige bezwaar dat men tegen de roman van Geel kan hebben. (Afgezien van het omslag: in de roman-in-de-roman wordt Cranachs schilderij voor een deel aan het oog onttrokken door de belettering van Inwijdingen; — dat dezelfde afbeelding op het omslag van Geels boek doorsneden wordt door de rugtitel De vrouwenbron voert het Droste Cacao-effect wel erg ver door).
De vrouwenbron is een met zorg opgebouwd en geschreven boek, dat wat mij betreft De ambitie — Geels grote roman uit 1980 — naar de kroon steekt. En de impliciete suggestie dat de literatuur de werkelijke bron van elan en verjonging is, spreekt me bijzonder aan.
Anton Brand
Rudolf Geel – De vrouwenbron. De Arbeiderspers, Amsterdam. 172 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 7 februari 1986.