Column: L.H. Wiener – Logboek Argos
Logboek Argos
Maandag 20 juli 2015
Gisteren in één rak van Hoorn, via de sluizen bij Enkhuizen en Kornwerderzand, naar Harlingen gezeild. Ongeveer 35 mijl op het log. Een gestage zuidwestenwind van 15 knopen bood namelijk de mogelijkheid om het Friese Starum over te slaan en zo een hele dag aan onze vakantie toe te voegen.
Deze manier van redeneren is aanvechtbaar, ik weet het, aangezien men de concepties van tijd en afstand niet onderling kan verwisselen, tenzij men de logica durft te tarten. Zeer aan mij besteed. Op mijn antieke Remington Standard schrijfmachine, my old piano, staat op de papiersteun het cirkelvormige logo: ‘To save time is to lengthen life’ afgedrukt, wat te vergelijken valt met de overweging: ‘Als men door rood rijdt, leeft men langer’, hetgeen ik op de fiets haast onveranderlijk doe, en ik ben inmiddels pas zeventig, terwijl ik er al uitzie als tachtig. So there you are, zou Winnie the Pooh zeggen.
Harlingen heeft een getijde haven, waardoor de dukdalven bij de Raadhuisbrug tweemaal per etmaal als trotse palen naar de hemel reiken en tweemaal per datzelfde etmaal als witte begijnenkapjes boven het hoge water uitsteken. Een fenomeen waard om te fotograferen, evenals de vier koperen tegeltjes op de kade van de Noorderhaven, waarmee de deportatie en de moord op de familie Pais in 1942 wordt gememoreerd. Ik heb alle vier deze zogeheten Stolpersteine met de vingers van mijn rechterhand en gesloten ogen even aangeraakt. Het aantal Duitse jachten in de haven van Harlingen is aanzienlijk.
Antje Noordwest, mijn huidige vriendin voor het leven, stelt een rustdag voor, zodat we weer op schema komen. Een fietstochtje door het Friese achterland wordt al gauw in kaart gebracht, met als einddoel het onvolprezen dorp Tzum, ongeveer 15 kilometer grasland verder.
En zo zien wij op maandag 20 juli een bruine kiekendief, heen en weer kantelend, maar op die eigenaardige manier toch in volmaakte balans, een poos lang met ons mee wieken in de richting van het kleine dorp Achlum, halverwege.
Tzum heet in het Fries Tsjom en is op maandag 20 juli om een uur of twee in de middag een mooi stil dorpje, waarin niemand op straat loopt en waar geen enkele winkel te bespeuren valt. Wel kan het bogen op een gerestaureerd kerkje met een benijdenswaardig kerkhof, waar Ant en ik gedurende een klein half uur al rekenend vertoeven.
We gaan zitten op een houten bank aan een wonderschoon watertje, waar het enige geluid wordt veroorzaakt door twee buitelend duikende meerkoeten dicht onder het riet.
Ant verblijdt mij met een blik bier, stiekem meegenomen in haar tas. Achter onze rug staat een bord met de naam van het dorp, tweetalig.
Een plek en een moment om te vereeuwigen.
L.H. Wiener