Recensie: Joachim Meyerhoff – Wanneer wordt het eindelijk weer zoals het nooit is geweest
Verzinnen is herinneren
Joachim Meyerhoff (1967) is acteur bij het Deutsche Schauspielhaus en het Wiener Burgtheater, daarnaast speelde hij enkele film- en tv-rollen, onder meer in Tatort en regisseerde hij verschillende producties, bijvoorbeeld Erich Kästners Fabian. In 2007 werd hij, na ruim dertig verschillende rollen, zowel klassiek als modern, door het tijdschrift Theater heute tot acteur van het jaar gekroond. Daarbij zal zijn rol als verteller in het eerste deel van zijn autobiografische cyclus Alle Toten fliegen hoch ongetwijfeld hebben meegespeeld. Deze teksten heeft Meyerhoff omgewerkt tot, voorlopig, twee romans.
In deel twee, in vertaling Wanneer wordt het eindelijk weer zoals het nooit is geweest, gaat Meyerhoff terug naar zijn jeugd. Een bijzondere jeugd, dat moet gezegd. Het is moeilijk voor te stellen dat de rijzige, kale gestalte die Meyerhoff nu is, ooit een onzeker kind is geweest. Maar de omgeving waarin hij is opgegroeid is, het terrein van de psychiatrische inrichting waar zijn vader directeur was en waar de directievilla stond, kan intimiderend zijn, vooral als je de Benjamin bent en je twee oudere broers je af en toe gevoelig weten te raken. Bij het ontbijt fluistert een van hen bijvoorbeeld dat Joachim niet hun broer is, maar een van de patiënten, dat hij eigenlijk op de afdeling voor waterhoofden thuishoort.
Hilarisch achteraf, maar in die tijd natuurlijk verontrustend. Meyerhoff weet het met veel panache te brengen. Geen moment hoef je je te vervelen. Tritsen met bijzondere types komen voorbij, een man die al van jongsaf aan in de jeugdinstelling zit en met twee handklokken al beierend over het terrein loopt, tot ergernis van de normale wereld achter de muur. Jocci is aanvankelijk mordicus bang voor deze reus, waar alles zwart aan is, maar later rijdt hij bij diens rondgangen dagelijks mee op zijn nek, zich vasthoudend aan de zwarte manen. Geen wonder dat jeugdbeschrijvingen van anderen zo saai zijn, zo oervervelend eigenlijk. Wij hadden alleen een fietsje met zijwieltjes, of in het beste geval een bolderkar gemaakt van een oude kinderwagen.
Om even een idee te geven van wat zo ongeveer op het pad komt van Jocci en zijn klokkenluider annex sint Christoffel: een jongen die dol is op geurtjes en die een eau de toilette die Jocci van zijn moeders kaptafel heeft meegenomen eenvoudigweg opdrinkt, een meisje dat als ze er in slaagt om haar helm af te trekken, haar voorhoofd openkrabt om zonnen, sterren en manen van bloed op het trottoir te tekenen, een misvormde jongen zonder gezicht met op de plaatsen van de ogen met viltstift getekende rondjes met een stip als pupil, een pijprokende man die metalen kleerhangers in mensen hun anus probeert te drukken, een jongen met een hoofd niet breder dan een handpalm die Tarzan speelt en iedereen met een neppistool aan het schrikken maakt.
Is, na nog meer rariteiten dan eindelijk de poort bereikt, staat daar een nepportier, behangen met kroonkurkmedailles, die stram salueert en vraagt waar de reis naartoe gaat en vervolgens altijd luidkeels roept: ‘Zeker weer neukie-neukie doen.’
Je kunt je voorstellen dat het op z’n minst voor een ietwat afwijkend wereldbeeld zorgt bij een negenjarige. (Laat staan welk effect de portier moet hebben op een eerste meisje dat je een paar jaar later mee naar huis neemt.) Jocci is vaak afwezig op school, gebruikt taal op een heel eigen manier. Wanneer hij de L beneden zet in een woord, duidt dat op breekbaarheid. Op L-beneden op het terrein van jeugdpsychiatrie-instelling Hesterveld in Schleswig zitten de meisjes met anorexia. Is een beest gevaarlijk dan schrijft hij de beginletter boven het woord. In de gebouwen op het terrein zitten de lichte gevallen beneden de zware in het midden en de zwaarste, de hopeloze gevallen boven. Het opgroeien in een dergelijk ommuurde omgeving heeft ook zijn voordelen, het heeft Meyerhoffs creativiteit denkelijk gestimuleerd. Maar de ‘onaangepastheid’ wordt buiten op school eigenlijk niet echt begrepen. Omdat hij eindeloos aan zijn teksten aan de opdrachten zit te vijlen – zoals vaak in het boek zie je de toekomstige schrijver/acteur doorschemeren – wordt hij weer naar huis gestuurd. Tot hilariteit van de broers, al in de eerste zitten blijven, een hele prestatie.
Schleswig is een Noord-Duitse plaats met een overdaad aan instellingen. Op 25.000 inwoners zijn er behalve de enorme inrichting Hesterveld, ook nog een psychiatrische inrichting voor volwassenen, een grote jeugdgevangenis, twee doveninstituten, een legendarische dovendisco, een raamloze blindenschool, talloze behandel- en revalidatiecentra en als een soort bijvang ook nog eens handenvol privéklinieken. Het is zaak om je in een dergelijke omgeving zo normaal mogelijk te gedragen. Zie dat maar eens voor elkaar te krijgen als je om in slaap te komen het dagelijkse gekrijs van de patiënten nodig hebt, je veilig weet in je bed, achter slot en grendel, achter een hek en ook nog – in de eerste jaren, voor de opname van de geestgronden en de bewoners in de samenleving van de jaren negentig – achter een hoge muur.
In dit stadje zijn de ‘gewone’ mensen, erg gewoon, keurig, om niet te zeggen kleinburgerlijk. Maar als de Vikingdagen worden gevierd – een feest om aan te geven dat de Vikingen, de oervaders helemaal geen bruten waren, gaat iedereen extreem los, wordt vrijwel iedereen liederlijk zat.
Na een kenschets van deze bijzondere omgeving om in op te groeien, geeft Meyerhoff een beeld van zijn familie; een liefdevolle moeder die (in eerste instantie) hoogstens als van oorsprong Italiaanse een beetje klaagt over het miezerige weer in het Noorden, twee plagerige oudere broers, die natuurlijk ook het avontuur vertegenwoordigen, en een bolronde, kale vader die zich over de willekeurigste onderwerpen inleest. Een allesweter, een kennisverslinder, een vaste bewoner van de oorfauteuil. Alles bij elkaar toch een behoorlijk ideaal plaatje.
Meyerhoff is een rasverteller, zijn boek is zeer onderhoudend, maar daarnaast weet hij ook te ontroeren, er zit een fijn melancholische onderlaag in de tekst. De humor versluiert weliswaar het leedwezen, maar maakt het niet onzichtbaar, zorgt er eigenlijk voor dat je er extra nieuwsgierig naar wordt. En daarom is dit literatuur. De jeugdherinneringen zijn ingezet om de herschikking, de heroverweging van de volwassene te ondersteunen, met de o zo noodzakelijke zelfspot. Het jongetje Meyerhoff rolt bij het minste geringste op de grond te trappelen, als de eerste de beste epilepsiepatiënt.
De vader – een rode draad in de eerste hoofdstukken is de veertigste verjaardag van de oude heer, een datum waarop hij besluit te gaan stoppen met roken en veelvraten en wil gaan sporten, dit alles tevergeefs uiteraard – is meer betrokken bij zijn patiënten dan bij zijn gezin. Ondanks zijn enorme buik en hangtieten doet hij het goed bij de vrouwen, waarschijnlijk door zijn hypnotiserende blik. De verhouding tussen pa en ma wordt door de schrijver heel herkenbaar gesymboliseerd: de nachtkastjes staan of naast de twijfelaars of er tussenin. Verwijdering en verzoening.
Er zitten wel een paar zeer liefdevolle scènes in de roman tussen vader en Jocci. Wanneer pa zijn zoon onderzoekt, voor de lol, maar toch heel serieus. Wanneer ze samen een vuurkorf bouwen. Wanneer pa Joccis’s hand moet hechten toen hij bloedbroeder wilde worden met de hond. Een geweldige rol voor de hond, voor de landseer, in dit boek overigens. Maar de activiteiten tussen vader en zoon zijn te schaars, hoogstens een viertal in een hele jeugd. Boeken, daar draait het om bij vader Meyerhoff.
Wanneer wordt het eindelijk weer zoals het nooit is geweest is een bitterzoete roman door een rasverteller, een liefdevol familieportret, ondanks alles. Een omgekneed verleden. Meyerhoff heeft op knappe wijze vorm gegeven aan zijn verleden. Herschikken van herinneringen, daar draait het om wanneer de schrijver de jeugd inzet. Verzinnen is herinneren. Tijdens het schrijfproces komen vergeten zaken weer nadrukkelijk boven. Toen Joachim Meyerhoff de tekst aan zijn oudste broer liet lezen, zei deze: ‘Zo was het precies.’ Dan is de schrijver geslaagd. Zijn middelste broer kan Joachim niet meer om een mening vragen. Deze roman is ook een eerbetoon aan hem, aan de overleden vader, aan een besloten wereld die inmiddels niet geheel ten goede is opgegaan in de hedendaagse. Ergo: de titel.
Guus Bauer
Joachim Meyerhoff – Wanneer wordt het eindelijk weer zoals het nooit is geweest. Vertaald door Josephine Rijnaarts. Signatuur, Utrecht. 311 blz. € 19,95.