Recensie: Tom McCarthy – Satin Island
Plotloze ideeënroman
Als we succes mogen afmeten aan het behalen van de Man Booker Prize-shortlist, dan is Tom McCarthy een succesvolle auteur. Eerder, in 2010, haalde McCarthy met C de laatste zes en ook dit jaar valt hem die eer ten deel met Satin Island. Satin Island is de derde in het Nederlands vertaalde roman van de Londense schrijver en is evenals Dat wat overblijft en C geen eenvoudig te verteren kost.
De hoofdpersoon in Satin Island is U. U. is een antropoloog die in dienst is bij het Concern, een wereldwijd opererend bedrijf dat onder leiding staat van Peyton. Gestrand op het vliegveld van Turijn verneemt U. van zijn baas dat ze hét project hebben gewonnen: het Koob-Sassen Project, wat dat dan ook maar mag zijn. De lezer komt er niet eenvoudig achter. Dat lijkt ook allerminst de bedoeling van McCarthy, die zijn protagonist vooral in zijn eigen geest laat ronddolen. U. wordt dan ook niet voor niets zo volkomen non-descript aangeduid als ‘U’: hij heeft geen buitenkant; alleen een binnenkant. Niettemin zijn de ideeën en gedachtespinsels van U. overwegend interessant en erudiet. U. duidt het moderne leven; de nieuwe cultuur; de nieuwe zingeving:
Vergeet de familie, of etnische dan wel religieuze groeperingen: die zijn als primaire structuur van de moderne stam allemaal verdrongen door ondernemingen.
De antropoloog U. is dan ook ingehuurd om op zoek te gaan naar de betekenis van alles – en om dit alles te vatten in Het Grote Rapport. Dat gaat dus niet zomaar lukken. De lezer volgt U. op zijn dienstreizen over de hele wereld, maar ook ronddwalend in het labyrint van zijn brein. Thuis in Londen heeft hij een vriendin met wie hij zich nauwelijks verbonden voelt en met wie hij emotieloze seks heeft. Uit alles blijkt U.’s onvermogen of onwil om menselijke relaties aan te gaan, zoals we dat ook kennen van Jay McInerneys Schitterlichten, grote stad (1984) of recenter De Hond (2014), waarin Joseph O’Neil het arme gevoelsleven beschrijft van een advocaat die in dienst treedt bij een multimiljonair uit Dubai. Op een soortgelijke wijze stuwt McCarthy U.’s handelingen voort zonder enig doel. Dit zijn dan ook de grootste bezwaren tegen Satin Island: geen plot, geen emoties. Echte gevoelens, emotie en humor zijn aldus maar mondjesmaat aanwezig in Satin Island; slechts heel af en toe valt McCarthy te betrappen op een snedig terzijde:
Terwijl ik naar zijn verhaal over Koob-Sassen luisterde, sneed het allemaal hout, zelfs als het geen hout sneed. Zelfs het feit dat het niet allemaal evenveel hout sneed, sneed op dat moment hout.
En ook als U. een keer écht contact maakt met zijn vriendin Madison – al is het maar een keer in de hele roman – krijgt hij een schrijnend, schurend verhaal van haar te horen. Een verhaal dat zowel U. en de lezer, het moet gezegd, in het hart raakt. Wat volgt is een ongemakkelijk zwijgen:
Haar stem was nauwelijks meer te horen. Van haar gezicht was ook niet veel meer over dan een schim: het werd steeds donkerder om haar heen en de omtrekken van haar gezicht vervaagden met de minuut.
Maar U., opgejaagd door Peyton, het project en Het Grote Rapport, staat hier maar kort bij stil en reist af naar New York voor een cruciaal symposium. Daar wordt hij binnengehaald als een held – wat hij ten enenmale niet is. In een hallucinante epiloog – U. beseft in een droomachtige sequentie dat Satin Island is afgeleid van Staten Island – maakt Tom McCarthy nog enigszins goed wat de roman als geheel niet weet te bewerkstelligen. Satin Island, plotloos maar ideeënrijk, is dan ook maar ten dele geslaagd.
Wiebren Rijkeboer
Tom McCarthy – Satin Island. Vertaald door Auke Leistra. De Bezige Bij, Amsterdam. 218 blz. € 19,90.