Recensie: Oleg Pavlov – De aardappels en de staat
Mannen van stavast
Een roman met de titel De aardappels en de staat moet welhaast over het Rusland ten tijde van de opperste Sovjet verhalen. De aardappel voor de soep, voor de pannenkoek, de puree en voor de wodka. En de staat die over de mens én de natuur wikt en beschikt. Oleg Pavlov (Moskou, 1970), een naam die in Rusland bijkans net zo veelvuldig voorkomt als bij ons Jan Jansen, maakte als dienstplichtig soldaat nog net het staartje mee van de Russische socialistische heilstaat. Hij was bewaker van een afgelegen strafkamp in de steppen van Kazachstan.
De roman is opgedragen aan de Russische kapiteins, ‘die mannen van stavast, die ons machtige rijk in dienst en dood de eeuwen door hebben getorst’. Moeten we dit zien als ironie, als een afrekening van een piepjonge soldaat met zijn kampcommandant? Wellicht ver op de achtergrond. Een kapitein blijft natuurlijk slechts een subalterne officier die ook constant op de schopstoel zit van de kolonels en generaals én van de politieke functionarissen. De vertegenwoordigers van de staat die zorgdragen voor de politieke bewustwording van de manschappen. Ergo: de mannen die boven elke wet en elke rang verheven zijn.
Kapitein Ivan Jakovlevitsj Chabarov, roepnaam Vanja, is commandant van de zesde compagnie in Karabas op de Kazachse steppe die als taak heeft om de bewakers te leveren voor het nabijgelegen goelagkamp. De op deze afgelegen basis gelegerde soldaten zijn in feite ook een soort gevangenen. De rantsoenen zijn karig, te veel om dood te gaan, te weinig om te leven. Af en toe komt er een vrachtwagen met een paar zakken aardappelen, die soms al aan het rotten zijn. Wanneer de soldij wordt uitbetaald, kan er wat jam, brood en tabak worden gekocht.
Kranten kreeg de steppecompagnie, net als de aardappels, aangevoerd voor een maand, voor twee maanden, of zelfs voor de hele winter, anders kostte het te veel brandstof en zouden de soldaten maar verwend raken. […] Wanneer ze zo laat zoveel wereldnieuws ineens te verwerken kregen, raakten ze compleet losgeslagen, alsof hun leven niet toch al een verloren zaak was.
De heerlijk wrange hilarische toon die dit boek kenmerkt, is direct gezet. Het is het lichtgroteske, het mild absurdistische van het dagelijks leven in een besloten gemeenschap dat deze vertelling, bijna een sprookje, zo aanstekelijk en intens menselijk maakt.
Vooral in de winter, als de sneeuwstormen over de steppen razen, lijkt de compagnie door het verderop gestationeerde regiment vergeten, zijn ze op zichzelf aangewezen. Kapitein Vanja, wiens postuur iets weg heeft van een zak aardappels, krijgt een idee, hij stopt de knollen in de grond met het doel ze te vermenigvuldigen. Maar waar hij lof verwacht, wordt hij natuurlijk gekapitteld door de legerleiding en door de politiek officier van het regiment. Ergens weet Vanja ook wel dat eigen initiatief niet is gewenst – de staat weet wat goed voor u is, er is niet voor niets een planeconomie, en in het leger geldt natuurlijk helemaal: bevel is bevel – maar hij kan niet anders. Hij kan de honger van zijn manschappen niet meer aanzien, hij moet handelen. Ook uit zelfrechtvaardiging.
Bovendien lijkt het hem een goed idee om geheel zelfvoorzienend te zijn. Wat koeien en varkens en een moestuin. Het individu dat logischerwijs alles in het werk stelt om zijn bestaan, en dat van de mensen die aan hem zijn toevertrouwd, te verbeteren. Een paar tellen denkt hij dat zijn idee weleens overgenomen zou kunnen worden door de legerleiding en dat alle afgelegen compagnieën het bevel zullen krijgen om hun eigen voedsel te produceren. Misschien dat hij, zo vlak voor zijn pensioen, zonder een thuis om naar terug te keren, wel op de kazerne mag blijven, als dank voor bewezen diensten zogezegd. Een illusie uiteraard.
Zijn manschappen zien niets in een investering in de toekomst. Zij hebben nú honger en roven het veld min of meer leeg wanneer de kapitein zich teruggetrokken heeft in zijn kantoortje, waar hij ook woont, met zijn adjudant, een waarachtig mooi door Pavlov geschetste dikke dronkenlap. Twee mensen die elkaar nodig hebben, maar dit nooit aan elkaar zullen toegeven. Alle personages zijn overigens heel wellevend, heel aanstekelijk neergezet. Net zoals de bepalende scènes.
Vanja briest en brult, schopt iedereen in de slaapzaal wakker en verzamelt wat hij aan knolletjes nog kan vinden en stopt ze zelf in de grond. Ter bewaking zet hij er twee kettinghonden bij. Wanneer hij de volgende dag wakker wordt, ruikt het in de eetzaal niet alleen naar gebakken aardappelen. Pavlov is precies laconiek genoeg om de grimlachspieren van de lezer te bewerken. (Wat te denken van een soldaat die om onduidelijke redenen wordt vastgehouden in een houten hok – nadat hij zich in de beerput had schuilgehouden – die zich probeert te verhangen, maar die neerdondert, het hele hok in planken uiteen laat vallen omdat hij zich bijna tot barstens aan toe heeft volgevreten met aardappelen en vet.)
Maar met de grootste inspanningen en ondanks zijn tanende autoriteit, weet Vanja zijn veldje te behouden. In het voorjaar verschijnt er tot zijn tevredenheid loof op de akker. De oogst is goed, zakken vol met eersteklas knollen. Dan beginnen de problemen pas goed. De legerleiding hoort ervan en zendt het hoofd inlichtingen op Vanja af, iemand met de veelzeggende naam Smersjevitsj, een naam die direct verwijst naar ‘dood aan de spionnen’.
Vanja die na de mislukte poging tot zelfmoord van zijn eigen politiek officier – een personage waarin de kritiek op het systeem handig door Pavlov is verpakt. De man werd somberder en somberder omdat hij zijn droom om alle mensen gelukkiger te maken in de afgelegen contreien zag mislukken. – zelf bij wijze van wrede grap, van pesterige promotie benoemd was tot zijn eigen politieke corrector, wordt beloond met slechts een kopeke opslag. Zoveel is die functie dus waard.
Maar het hoofd inlichtingen kan een leven maken of breken. De knollen zijn van de staat en er moet en zal verantwoording over worden afgelegd. Mag ik de verwikkelingen die daarop volgen en het menswaardige slot van harte aanbevelen?! De aardappels en de staat is een eerbetoon aan het individu, aan iemand die niets meer te verliezen heeft en tegen de gevestigde orde ingaat, een saluut aan het initiatief, aan een mens die zich echt nuttig wil maken, geschreven in de zo typische Midden- en Oost-Europese pijnlijk aanstekelijke laconieke taal. Een mooie oprechte roman, zuiver en vol leven. Oleg Pavlov is een hedendaagse Russische klassieker.
Guus Bauer
Oleg Pavlov – De aardappels en de staat. Vertaald door Els de Roon Hertoge en Paul van der Woerd. Cossee, Amsterdam. 222 blz. € 19,90.