Nieuws: Opnieuw onrust in Couperuskringen over residentiewoning
Twee keer per jaar publiceert het Louis Couperusgenootschap het tijdschrift Arabesken, doorgaans een voortreffelijk blad dat de kennis over Couperus elke keer weer wat uitbreidt. In het nieuwste nummer (jaargang 23 – nummer 46) staan een aantal interessante stukken over de wijze waarop het werk van de meester voor toneel en film is bewerkt. Het nummer bevat ook een artikel van Daan Sleiffer, dat de discussie over het huis waar Couperus De stille kracht schreef weer oprakelt. Om deze discussie te kunnen volgen is enige kennis van de voorgeschiedenis geen luxe.
Wat ging vooraf?
Louis Couperus heeft een groot deel van De stille kracht geschreven toen hij op Java in Pasuruan (destijds Pasoeroean) logeerde bij zijn zwager Gerard (de la) Valette. Deze was kort daarvoor tot resident benoemd in Pasuruan en bewoonde uiteraard de ambtswoning aan de Heerenstraat. Omdat een residentiewoning ook het belangrijkste decor vormt van De stille kracht is dit huis voor de literatuurgeschiedenis zeer interessant. Het spel van feit en fictie dat Couperus in de roman speelt intrigeert nog steeds. In de loop van de tijd zijn dan ook al meerdere Couperusvorsers in Pasuruan neergestreken om het huis te traceren.
In de koloniale tijd zag de woning van de resident er zo uit:
In de roman wordt de woning als volgt beschreven:
Aan het einde der Lange Laan lag diep in zijn voortuin het Rezidentie-huis. Laag, dadelijk in den nacht der waringinboomen, zigzagde het zijne pannendaken, het eene achter het andere, naar de schaduw van den achtertuin toe, met een primitieve lijn van dakteekening, over iedere galerij een dak, over iedere kamer een dak, tot éene lange daksilhouet. Vóor echter, rezen de witte zuilen der voorgalerij, met de witte zuilen der portiek, hoog blank en aanzienlijk op, met breede tusschenruimten, met groote openheid van ontvangst, met eene uitbreiding van indrukwekkend paleisportaal.
Duidelijk zal zijn dat Couperus hier niet exact het pand heeft beschreven waar hij op dat moment logeerde. Met name dat ‘indrukwekkend paleisportaal’ ontbrak in de werkelijkheid.
Bas Heijne sticht verwarring
Op 20 maart 2013 verstuurde de NRC een persbericht met als kop: ‘Huis ontdekt waar Couperus De stille kracht schreef.’ Vrijwel alle kranten namen dit bericht over. Bij het artikel werd een foto van de nieuw ontdekte woning afgedrukt, die bij kenners meteen grote verwondering opriep.
(Foto: Thomas Vroege/NRC)
De bouwval lijkt namelijk in het geheel niet op de historische foto, iedereen die het aantal zuilen van de voorgalerij telde moest wel concluderen dat het om een andere woning ging. Uiteraard werd direct de vraag gesteld of eerdere Couperuskenners dan altijd het verkeerde huis als residentiewoning hadden aangewezen of was het mogelijk dat Heijne zich niet goed op zijn reis had voorbereid? Een aantal dagen later gaf Heijne publiekelijk toe dat hij zich had vergist. Het ‘indrukwekkend paleisportaal’ dat zijn vervallen villa wél bezat had hem waarschijnlijk op het verkeerde been gezet. In de documentaire Niet te stillen onrust, die Heijne over Couperus maakte figureert de foute villa overigens nog wel minutenlang als residentiewoning.
Een afbraakpand
Vlak voor hij zijn ontdekking moest herroepen, werd Heijne in De Volkskrant nog de vraag gesteld of het residentiehuis dan nooit eerder ontdekt was. Zijn antwoord luidde: ‘In de bekende literatuur nog niet, nee. Achteraf vond ik een artikel in het clubblaadje van het Louis Couperusgenootschap waar iemand er ook al op wees.’ (De Volkskrant, 21 maart 2013). Het bewuste artikel, ‘Passage in Pasoeroean’ was in mei 2001 in Arabesken gepubliceerd. In dit artikel beschrijft historicus Willem B.S. de Vries (hij bezocht Pasuruan in 1996) uitvoerig de ontstaansgeschiedenis van De stille kracht en geeft hij ook een helder inzicht in de manier waarop het binnenlands bestuur destijds was georganiseerd. Hij citeert Willem Walraven, die in de jaren dertig een hotel in Pasuruan dreef en het oude, ooit zo glorieuze residentiehuis beschreef als ‘eigenlijk een ruïne, met afgebrokkelde ringmuren en vervallen pleisterwerk’. De reden voor dit verval lag in het feit dat Pasuruan toen al lang geen eigen resident meer had. Willem de Vries had zich goed voorbereid op zijn reis, hij kende de situatie ter plaatse precies en kon het voormalige residentiehuis vrij gemakkelijk terug vinden. Nauwkeurig beschreef hij wat hij aantrof. Het residentiehuis lag niet langer in een diepe tuin maar was nu ingeklemd tussen winkels en andere gebouwen. Er was ook een muur omheen gebouwd. Alle bijgebouwen waren afgebroken, alleen het voorgebouw was overgebleven – maar ook behoorlijk aangetast. Zo was de traditionele gevelbrede houten kap tegen de felle zon en de regen boven de voorgalerij gesloopt. Hoewel er een kantoor in was gevestigd, oogde de voormalige residentiehuis bouwvallig.
Bij het artikel waren een aantal foto’s afgedrukt, die de nieuwe situatie duidelijk lieten zien. De vondst van De Vries én de situering van de residentiewoning door De Vries werden na publicatie in 2001 bevestigd door Dorine Reinink-Jordaan (1913-2010). Zij had in haar jonge jaren, als dochter van resident Johannes Martinus Jordaan (1871-1943), in het huis te Pasuruan gewoond en – zo meldde zij de auteur – was vele jaren later nog terug geweest om alle veranderingen in ogenschouw te nemen. (Tzum, 21 maart 2013).
Naar aanleiding van de ‘ontdekking’ van Bas Heijne ontstond op Tzum een levendige discussie over het residentiehuis. Henk Goslings kwam een jaar later nog met kritische opmerkingen over het artikel van Willem de Vries omdat volgens hem zowel de locatie van het huis dat De Vries had beschreven als de bouwkundige verhoudingen niet zouden kloppen. Volgens hem correspondeerden de ‘onderlinge afstanden van de pilaren’ en ‘de positie van de pilaren met de nokrand’ niet met de oude situatie. Hoewel hij op basis van Google Maps constateerde dat de residentiewoning nu helemaal niet meer bestond, kondigde hij toch aan in oktober 2014 Pasuruan te bezoeken om ter plaatse onderzoek te gaan doen. (Tzum, 14 juli 2014). Helaas is er van dit onderzoek nog niets vernomen.
Achterop de motor
Daan Sleiffer bezocht Pasuruan in ieder geval wel. Aangestoken door het enthousiasme van Bas Heijne ging hij op zoek naar de residentiewoning, gewapend met een exemplaar van de roman en oude foto’s uit de koloniale tijd. Kennelijk had eerder speurwerk hem niet overtuigd, de bevindingen van Willem B.S. de Vries noemt hij ‘omstreden’. Daarmee schept hij hoge verwachtingen.
Volgens zijn artikel in de nieuwste Arabesken ‘Een kazerne in Pasuruan‘ heeft Sleiffer voor hij in Pasuaruan arriveert – op basis van de roman – een plattegrond van de stad gemaakt. Aan de receptionist van zijn hotel laat hij bij aankomst de historische foto’s zien. De receptionist brengt hem, achterop de motor, naar een kazerne, die Sleiffer uitvoerig inspecteert. Volgens hem lijkt deze kazerne sprekend ‘op het residentiehuis van de oude foto’s’ ook al zijn er wel wat discrepanties aan te wijzen. Hij fotografeert de kazerne en nog andere historische gebouwen uit de tijd van De stille kracht (stuk voor stuk interessant) en vervolgt dan zijn reis op Java. Enige twijfels over zijn vondst heeft hij wel. Hij kent ook de beschrijving van Walraven dat het residentiehuis al een halve ruïne was, terwijl de door hem gevonden kazerne daarentegen in goede staat verkeert.
Terug in Nederland raakt Sleiffer geheel in de war. Hij bekijkt – in het Nationaal Archief – oude stadsplattegronden van Pasuruan en consulteert ook Google Maps. De kazerne als herrezen residentwoning valt dan af, simpelweg omdat de residentiewoning op alle oude kaarten op een andere plek in de stad is gesitueerd.
Waarom o waarom?
Waarom, o waarom, vraagt de thuisgebleven Couperusliefhebber zich af, heeft Sleiffer niet vóórdat hij op reis ging deze kaarten bestudeerd? Waarom – net als Bas Heijne – onvoorbereid gaan zoeken? Wel afgeven op het werk van voorgangers en dan zelf met lege handen terug komen. In het prachtige boek van Karin Peterson, In het voetspoor van Louis Couperus. Pasoeroean door de lens van Salzwedel uit 2009 staat op bladzijde 21 een duidelijke stadsplattegrond van Pasuruan. Waarom die niet gebruikt en wel zelf een plattegrond tekenen? ‘Als de kazerne niet de residentiewoning was,’ zo vraagt Sleiffer zich retorisch af, ‘heb ik dan misschien het huis over het hoofd gezien tussen de historische gebouwen in het centrum van Pasuruan?’ In een reactie op het artikel van Sleiffer schrijft Willem B.S. de Vries: ‘De conclusie is dat Sleiffer na uitvoerig speurwerk niets heeft aangetroffen dat mijn ontdekking teniet doet en het artikel hierover weerlegt. Wellicht is het residentiehuis “zoekgeraakt,” maar het adres is niet “onbekend,” zoals hij stelt. Het huis stond twintig jaar geleden op de plek waar ik het aantrof en gedetailleerd vastlegde. Dat het waarschijnlijk inmiddels is afgebroken, lag voor de hand, gezien de slechte staat waarin het verkeerde. Mijn foto’s tonen ook dat de grote tuin met de oprijlaan toen reeds geheel was verdwenen.’ (Tzum, 7 januari 2015)
Sleiffer komt na zijn zoektocht in het Nationaal Archief tot de ‘ontnuchterende conclusie’ dat op de plek van de oude residentiewoning in Pasuruan een ‘gloednieuwe arrondissementsrechtbank’ is gebouwd. Het residentiehuis is weg! Maar de thuisblijver voelt toch nog enige scepsis. De conclusie van Sleiffer volgt nadat hij op oude plattegronden en Google Maps heeft zitten turen, niet na een grondige inspectie ter plaatse. Wellicht kan een toekomstige reiziger – die zich wel eerst goed voorbereid – nog eens verifiëren of er nu werkelijk niets meer over is van de residentiewoning in Pasuruan, die in de tijd van resident Jordaan nog zo floreerde.
(Foto uit de collectie van mevrouw Reinink-Jordaan, ter beschikking gesteld door Caroline de Westenholz.)
Doeke Sijens