Recensie: Andreas Burnier – Het jongensuur
Tijd voor een herontdekking
De worsteling met hun seksuele geaardheid is voor de meeste pubers en adolescenten al lastig in een tijd van vrede, maar hoe bepaal je je positie in oorlogstijd? In Het jongensuur van Andreas Burnier is dat een van de verhaallijnen. Ter gelegenheid van de verschijning van de biografie over Burnier door Elisabeth Lockhorn is de sterk autobiografische novelle Het jongensuur herdrukt.
Je volgt hoofdpersoon Simone langs verschillende gezinnen waar ze ondergedoken heeft gezeten. Burnier heeft de plaatsen fictief gelaten: Lichtstad, Zanddorp, Veendorp, Muurstad, nog een keer Lichtstad en Waterstad. Ze begint bij de bevrijding en eindigt het boek aan het begin van de oorlog, als de noodzaak om onder te duiken duidelijk wordt.
Het is pas de twaalfde druk sinds 1969 en dat is toch veel minder dan ik gedacht had. Het boek is dun, gaat over de oorlog en is niet zo moeilijk geschreven, dus het zou een leeslijsthit van jewelste moeten zijn, maar dat is het tot dusver niet en dat zou mede kunnen liggen aan de wens van de hoofdpersoon om een jongen te zijn. Op haar eerste onderduikadres (in het voorlaatste hoofdstuk) vertelt mevrouw Grünberg wat menstrueren is:
Toen ze mij lief uitlegde wat er later met grote meisjes gebeurde, berichtte ik dat het mijn voornemen was vóór die tijd tot jongen te metamorfoseren.
Daarna mocht ik soms in oude plusfours en kniekousen van meneer Grünberg rondlopen. Als de mannenkleding slordig en scheef zat, zeiden ze: ‘Zelfs een jongen moet zich netjes kleden, Simone!’
Vijf maanden woonde ik bij hen, en ik was zeer gelukkig.
Deze wens tot verandering is al in het begin van deze novelle te lezen.
Ik vond het wel zielig voor mijn ouders, dat ik op een dag als jongen voor hen zou staan. Ze waren juist zo bijzonder blij dat ik een meisje was, hadden ze mij herhaaldelijk verzekerd. Maar er was niets aan te doen. […] Je had bij je geboorte vijftig procent kans dat je een jongen werd. Waarom had ik pech?
Misschien is nu, decennia na de verschijning van de eerste druk, de tijd rijp om het boek fundamenteel anders te lezen: niet als een verslag van een meisje dat zich moet aanpassen aan de verschillende milieus waartoe ze noodgedwongen enige tijd moet verblijven, maar meer als een psychologische strijd van meisje dat een jongen wil zijn in de moeilijkste jaren denkbaar. Juist nu, in een tijd waarin transgenders ook in de mainstream-media een rol gaan spelen (denk aan Caitlyn Jenner, denk aan de serie Transparent) zou er opnieuw en meer belangstelling kunnen komen voor dit boek. Dit wil overigens niet zeggen dat bij de ontvangst van het boek in 1969 deze lijn niet werd opgemerkt, integendeel: alle recensies die ik uit die tijd over het boek vond, gaan op deze thematiek in, maar soms valt een boek pas op zijn plaats in een andere tijd dan die waarin het geschreven is.
De echte bevrijding, aan het begin van het boek, is nog niet een echte seksuele bevrijding voor Simone. Dat blijkt vooral uit de scène waarin ze gaat zwemmen in het sportfondsenbad. Ze gaat zwemmen tijdens het jongensuur. Bij de kassa herkennen ze haar niet als meisje, maar later in het bad wordt ze er toch uitgehaald. ‘Je moet eruit. We hebben nu jongensuur. Dat zag je toch?’ Daarmee is ze ook na de oorlog een buitenstaander, zoals ze in de oorlog als joods meisje in allerlei onderduikgezinnen ook altijd de buitenstaander bleef.
Er is misschien nog een aspect dat enige spanning oproept binnen het boek: Simone dankt haar leven aan al die onderduikadressen, maar dat wil niet zeggen dat ze zich soms kon storen aan de families waartoe ze tijdelijk verbleef. In Veendorp verblijft ze bij een streng gereformeerde familie (‘met hun hele belachelijke geloof’).
Ze riskeerden hun leven, voor niets, en zeker niet voor geld, want het was ondenkbaar dat ze iets anders zouden doen dan hun armoede met mij delen.
Mijn begrip en dankbaarheid, voor zover aanwezig, was gemengd met verachtin en afschuw.
Ook deze lastige paradox maakt Het jongensuur interessant, omdat het de traditionele denkpatroon over goed en kwaad tijdens de Tweede Wereldoorlog aan de orde stelt. Ook daarmee was Burnier haar tijd vooruit. Tijd voor herlezing en herontdekking dus.
Coen Peppelenbos
Andreas Burnier – Het jongensuur. Atlas Contact, Amsterdam. 98 blz. € 14,99.