Gisteren schreef Maxim Februari in zijn column in NRC Handelblad voor het eerst over het overlijden van zijn partner Gerda Meijerink. De column maakte op social media veel los.

Februari schrijft:

De dubieuze drang om door te leven en door te werken terwijl de geliefde dood is. Het kan niet, maar het mag wel. Het mag niet, maar het moet toch. En zo moet ook ik vandaag, nu mijn geliefde dood is en ik zelf nog blijk te leven, weer aan het werk alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

En:

In de eerste week van dat jaar was mijn vriendin na langdurige ziekte zo immobiel geworden dat we raar stonden te kijken toen we onszelf aantroffen in een brandend huis. Als door een wonder heel gebleven, zeiden we de volgende dag vrolijk ‘we leven nog’. En toen ze de maanden daarna van ‘ziek’ via ‘zieker’ naar ‘ziekst’ ging, bleven we dat even vrolijk herhalen. Totdat ze in de laatste week van het jaar opeens niet meer leefde.

En:

Ik hang deze dagen aan een dun, wit draadje in een verlaten universum, geen positie van waaruit je luidkeels je beklag doet. Maar nu ik in korte tijd al mijn bronnen van kennis ben kwijtgeraakt kun je met recht zeggen dat ik een soort lobotomie heb ondergaan en dus dringt de vraag zich op of u me nog serieus kunt nemen. Wat is er na deze ingrepen van me over?

Op Twitter deelden veel mensen de column van Februari; ze waren geraakt door zijn woorden. Een kleine bloemlezing.