Recensie: Maarten Moll – Oberhausen
Een man van horen zeggen
Maarten Moll (1966) is hoofd van de boekensectie van de zich op het Amsterdamse nieuws richtende krant Het Parool. Het is dus niet verwonderlijk dat in zijn romandebuut Oberhausen zo af en toe een citaatje van, of een verwijzing naar een schrijver voorkomt. Tussen neus en lippen: Achterberg, Wolkers, Mulisch, Stendhal, Hesse, Sábato, Montaigne, Brodsky, Salinger, Veronesi, Brodsky, Kundera, Murakami, Pirandello, Paul Auster, Peter Esterházy, Herta Müller, Martin du Gard, Desmond Bagley, John Lanchester, Alistair MacLean en via het personage Wallander ook Henning Mankell. Geeft niets, want het staat in dienst van het verhaal. Ter compensatie voert Moll ook nog een niet bestaande schrijfster op, hetende Tika Schildenfelder-Albatross, die fijntjes in de bar tegen de verteller zegt dat mensen in de boekenwereld zo saai zijn. Ja, dat is grappig.
Hermann Müller is op het punt in zijn leven aangekomen dat hij wil dat zijn zoon Martin een biografie over hem schrijft. Niet dat hij daar op enige wijze zelf aan zal bijdragen. Hij hult zich in stilzwijgen, speelt de mysterieuze man, een man van stavast die naar het lijkt wel ergens een paar geheimpjes heeft. Er komt al helemaal niets meer over de lippen van Hermann wanneer hij wordt aangereden tijdens een korte trip met zijn zoon naar Helsinki. Hij raakt daardoor in coma. Maar wat te schrijven, eigenlijk is Martin nooit echt geïnteresseerd geweest in zijn vader. De Müllers zijn nu eenmaal geen metromannen, verzwijgen gevoelens liever.
In 2011 debuteerde Moll als dichter met de bundel Lichaam. Ook toen was de onkenbaarheid van een vaderfiguur het onderwerp. ‘Wat je het vaakst ziet, is het moeilijkst te onthouden. Waar het geheugen je in de steek laat, moet de taal uitkomst brengen.’ Daarin was Moll in zijn gedichten geslaagd. In de roman kiest Moll voor een behoorlijk fragmentarische vorm, de stukjes zijn hoogstens een paar pagina’s lang en vliegen, ook intern, heen en weer in de tijd.
Oberhausen is daardoor eerder een roman in verhalen, een verzameling van een diaspora aan herinneringen, aan eigen waarheden van Martin, aan overgeleverde verhalen en anekdotes. Maar het gekke is dat deze los-vaste vorm toch eigenlijk wel goed bij het herinneren ‘an sich’ past. De anekdotes, de zwaarwegende gebeurtenissen, de zaken die een leven voorgoed een (bruuske) wending geven, worden nu eenmaal door de kleinste dingen opgeroepen: een geur, een gebaar, een woord.
Een zekere structuur is aangebracht doordat het boek is opgebouwd als een ABC-tje. Moll werkt keurig het alfabet af, af en toe onderbroken door stukken in het ziekenhuis in Helsinki. De interne grap is dat vader en zoon Müller regelmatig met elkaar ‘in de clinch gingen’, elkaar plaagden, maar elkaar ook scherp hielden met alfabetische rijtjes. Over voetballers – Moll was vooraleerst sportverslaggever – over rampen, over actrices, over plaatsen in het Midden-Oosten. Noem maar op.
Uiteindelijk heb ik fotoalbums bekeken, anekdotes genoteerd. Flarden. Aanzetten. Toch nog behoorlijk wat aantekeningen, alfabetisch gerangschikt, zonder samenhang. Ik was het vaak al snel zat, het geschrevene werd te gewichtig, tenminste, ik probeerde het herinnerde te veel betekenis mee te geven. De herinnering wordt vaak overschat, en nog vaker bijna onherkenbaar gemaakt. En ik deed daar aan mee. […] Hoe kan het dat ik maar zo weinig weet van mijn vader? […] Je weet mee dan je denkt, had mijn vader gezegd.
Zo s het natuurlijk, mensen die je na zijn – in elk geval in pakweg de eerste veertien jaar van je leven – bezie je niet ‘genau’. Maar het vreemde is dat je onderbewustzijn waarschijnlijk meer registreert dan je denkt. Hoe kan het anders dat je na het overlijden van iemand, die persoon herkent in een kaaklijn, in een beweging, in een op een bepaalde manier uitgesproken woord bij een ander?
Iets wat wel degelijk na verloop van tijd begint te storen in dit boek, is het feit dat de auteur zichzelf te pas en te onpas becommentarieert met opmerkingen tussen haakjes. Terwijl de beelden op zich al goed genoeg zijn. Het geeft iets van een overkill. De twist, de kleine kanteling van een situatie moet spaarzaam worden gebruikt. In elk geval weg met die haakjes! Het boek zou veel strakker, veel puntiger kunnen.
Ik herken mijn vader aan zijn rechterhand. De kastjes maken zachte geluiden die bij kleine dieren horen. Mijn vader ligt er zo rustig en sereen bij dat het lijkt of hij het is die de kastjes in leven houdt.
Dat is eenvoudigweg mooi. Er zou uit Oberhausen een heel sterke korte roman of novelle zijn te distilleren. Want dit soort beelden komen er genoeg in voor. Bijvoorbeeld wanneer Martin de jurk van zijn moeder terugkoopt uit een kringloopwinkel. Dat brengt iets te weeg bij de lezer. Het boek heeft wel degelijk een schurende spanning. Dan komt vooral omdat het eerlijk is. In de ochtend wordt Martin in het hotel in Helsinki naar beneden geroepen. Er staan twee politiemannen. Het blijkt om zijn vader te gaan. Hij voelt de opluchting bezit nemen van zijn lichaam. Het gaat niet om zijn dochters, of zijn ex-vrouw, maar om zijn vader. Toch komt er iets van bezorgdheid voor de opluchting in de plaats. Dat is eerlijk, echt!
Het is ook een boek over gemiste kansen. Over gesprekken die je had kunnen voeren met je vader, met je moeder, met andere familie, met vrienden en kennissen. Maar je doet het niet, denkt dat er toch nog wel genoeg tijd is. En dan is het te laat.
Moll herschikt hier ook het eigen leven van Müller junior. Hij kreeg eenmaal als kind slaag van Hermann omdat hij hoog in een appelboom was geklommen. Het kind ervaart het als straf, maar de volwassene begrijpt dat het een daad van liefde was. Van blijdschap over het feit dat de jongen het heeft overleefd. Zowel de zus van Hermann als de vader zijn, laten we het maar zo zeggen, door bomen geveld.
Het goede aan dit boek is dat je aan het einde toch een zeer gedetailleerd beeld hebt van pa Müller. Of dat de waarheid recht doet, is niet van belang. Ergens zegt Müller junior dat een ongeautoriseerde biografie veel interessanter is. Zo is het natuurlijk ook. Uit een biografie met een goedkeuringsstempel zijn de lastige pijnpunten meestal verwijderd. Tenzij je een sportheld, een groot staatsman of een ander succesnummer bent, is zo’n brave versie slaapverwekkend. Oberhausen heeft een mooi open einde, wat zo kunnen worden samengevat met: de dood is nooit het einde van het verhaal. Ja, er schuilt een meesterlijke korte roman in deze, uh, roman.
Guus Bauer
Maarten Moll – Oberhausen. Querido, Amsterdam. 288 blz. € 19,99.
Als ik het goed begrijpt gebruikt Maarten Moll in zijn \’uh… roman\’ te veel woorden om te weinig te zeggen. Dit fenomeen komt me bekend voor van de stukken die Maarten voor Het Parool schrijft. Die zouden over het algemeen veel puntiger en kernachtiger kunnen. Tja, als zo\’n auteur dan het vermetele plan opvat om een \’uh… roman\’ te schrijven, dan is de kans natuurlijk groot dat dit op een te wijdlopig verhaal uitdraait. \’In der Beschränkung zeigt sich der Meister…\’