Recensie: Willem van Toorn – Een leeg landschap
Veranderingen in stad en land
Het verhaal dat Willem van Toorn in de roman Een leeg landschap over zijn alter ego Erik Leeman vertelt is bijna ten einde als Eriks nieuwe vriendin, Barbara, een opmerkelijk voorstel doet. Ze raadt Erik aan zijn herinneringen aan het Amsterdam van zijn jeugd op te schrijven om daardoor het recente verleden vast te leggen en aan anderen overdraagbaar te maken. Erik aarzelt: zulke beschrijvingen zijn in Nederland niet in zwang. ‘Als het over Rusland gaat, of over Portugal, dan vinden we beschrijvingen prachtig, en terecht. Maar als het over Nederland gaat roepen we meteen dat het niet de moeite waard is, of burgerlijk, of binnenhuiskunst.’
Toch laat hij (lees: Willem van Toorn zelf) zich overhalen. Het resultaat is een heel mooie roman, en dat om twee redenen. Van Toorn schrijft prachtig, dat wil zeggen: ongekunsteld. Daarnaast durft hij het aan een ingewikkeld thema uit te diepen en er hoogst persoonlijke, soms zelfs weerbarstige dingen over te zeggen. Waar het gaat om de kwaliteit van de huidige Nederlandse samenleving en de waarde van onze cultuur toont hij zich venijniger dan ooit. Tegen verschijnselen en ontwikkelingen waarover hij zich zorgen maakt, verheft hij welluidend zijn stem. Vanuit een wisselend perspectief beschrijft Van Toorn het leven van Erik Leeman en daarbij legt hij de nadruk op de verschillen tussen de jaren zestig en de jaren tachtig. Eriks huwelijk met Margreet strandt, zoals ook zijn verhouding met Saskia op niets is uitgelopen. Hij woont weer alleen, werkt aan een boek, schrijft artikelen. Gaat in op een uitnodiging van een radiomedewerkster, Barbara, die hem interviewt over de betekenis van het landschap in zijn gedichten.
Met haar bezoekt hij de plaatsen waar hij heeft gewoond, op haar wordt hij tegen zijn eigen verwachting in toch weer verliefd. Het is een levensgeschiedenis als vele andere, vaardig beschreven en met tal van persoonlijke observaties, maar dat is niet wat de roman bijzonder maakt. Dat bijzondere zit ‘m in het decor dat Van Toorn voor Eriks ervaringen heeft gekozen: het dorp en de stad. In de jaren zestig zijn Erik en Margreet in een dorpje op het platteland gaan wonen, sub-urbaan, idyllisch in het groen. De idylle gaat echter alras teloor, de ‘import’ groeit gestaag, neemt maatschappelijk en politiek het heft in handen en verandert op den duur zowel de mentaliteit van de dorpsgemeenschap als de ruimtelijke aanblik van het dorp. De prijs van de suburbanisatie is een beangstigende uniformiteit, het ene dorp wordt gelijk aan het andere. Dus is Erik niet ongelukkig als hij naar de stad, Amsterdam, kan terugkeren. Maar ook zij is niet dezelfde gebleven.
In treffende beelden beschrijft Van Toorn het aanzien van de huidige stad en de vragen die hij daarbij opwerpt — over de mate waarin we bereid zijn onze cultuur te behoeden voor al te schoksgewijze veranderingen — doen denken aan wat V.S. Naipaul zijn lezers onlangs voorhield in The Enigma of Arrival. Waarschuwende woorden, somber aan de ene kant, maar tegelijkertijd vitaal omdat ze beogen een dam op te werpen tegen het verval en in uiterste instantie de dood.
In niet mis te verstane bewoordingen keert Van Toorn zich tegen de aantasting van cultuur en welzijn en tegen het onvermogen om de openbare ruimte voor verloedering te behoeden. Het risico voor behoudsgezind te worden versleten neemt hij op de koop toe. Dat maakt Een leeg landschap behalve een mooi geschreven ook een moedig boek — wars van prietpraat, doortrokken van gezond verstand. Een waarachtig tijdsbeeld, kortom, en het tegendeel van binnenhuiskunst.
Anton Brand
Willem van Toorn – Een leeg landschap. Querido, Amsterdam, 160 blz.
Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 11 maart 1988.