Recensie: Jerry Hormone – Het is maar bloed
Ze steekt ze voor het bakken zeker eerst effe in d’r kut
Sinds Jan Cremer zich pontificaal op de voorkant van zijn onverbiddelijke bestseller liet zetten, zijn er meer auteurs geweest die het trucje afkeken. Op Het is maar bloed zien we auteur Jerry Hormone met wat bloed op zijn gezicht. Op de bovenlip en en de kin wordt het bloed al wat korstig en het witte overhemd van de schrijver kan direct in de was.
Bij de presentatie van de verhalenbundel signeerde de auteur zijn exemplaren met vers afgetapt bloed, deze keer niet uit de neus, maar uit de arm; opnieuw een stuntje dat de pers niet haalde al stuurde de uitgeverij alarmerende persberichten. Vergeefs werd ook nog geprobeerd om een relletje uit te lokken: boekhandelaars zouden de verhalenbundel boycotten vanwege het omslag, maar ook dat bleek loos alarm. We hebben kortom meer te maken met marketing dan met literatuur.
Toch lijkt het te werken, want Jeroen Vullings besprak de verhalenbundel al voor de radio, volgende week is Jerry Hormone met zijn schrijvende vriendin Elfie Tromp te gast bij de Nationale Boekenquiz alwaar het duo het moet opnemen tegen de Groene Amsterdammers Marja Pruis en Joost de Vries en deze week staat Hormone met zijn blote billen in Vrij Nederland in een diepte-interview met Jeroen Vullings. Samen met Tromp in Vrij Nederland onder de titel ‘We kennen elkaar van het neuken.’ Goh, waar hebben we dat eerder gehoord?
Omdat het portret van de bebloede auteur de voorkant siert was er ruimte op de achterflap voor iets anders. We zien twee foto’s: links een kluwen spaghetti met het onderschrift ‘zinnen uit een gewoon boek’, rechts honderden spijkers met het onderschrift ‘de zinnen in het is maar bloed’. Blijkbaar geeft dat de stilistische hardheid aan van de zinnen uit deze verhalenbundel. Laten we eens zien:
Wat ons al direct opvalt aan de bovenstaande zinnen is de herhaling. Voor de rest is de schrijver nogal to the point, hij beschrijft een robuust gesprek tussen twee mannen die elkaar ‘Goedemorgen’ wensen. De zinnen zijn bijna zo lang als de spijker en er valt niets af te dingen aan de mededeling. Prachtig.
Alweer een krachtige conversatie, waarbij moeder enige voorlichting geeft. Let ook op dat grapje ‘lulligste’, direct gevolgd door ‘piemel’ in de volgende zin. De ik-figuur knikt en er is een regel voor uitgetrokken om dat te onderstrepen, dus het is niet zomaar een knik.
Een andere ‘ik’ in een ander verhaal, op de camping in Frankrijk. Op de vorige bladzijde heeft hij net een broodje ham gepakt, dus je hoopt dat hij het ook deze keer bij knikken houdt, maar nee, hij gaat praten met volle mond. De zin is deze keer veel langer dan de spijker en ook wat onsmakelijker. We hopen niet op een verfilming met Barry Atsma die staat te knikken met een broodje ham tussen de tanden.
Gelukkig gaan we weer naar de spijkerharde, kernachtige mededeling terug op dezelfde bladzijde.
Eén bladzijde verder en de ‘ik’ blijft maar knikken. Vandaar ook het woordje ‘weer’ dat erop duidt dat er al eerder geknikt is, maar aangezien die knik op de vorige pagina was, is het goed dat de lezer er even aan herinnerd wordt.
Een paar regels lager is de ik-figuur nog steeds aan het knikken. Wat kan het hem ook verrotten. Laat die andere figuur maar praten. De ‘ik’ knikt wel.
De vriendin van de ik-figuur, eigenlijk zijn ex, is ook aangestoken door het knikvirus.
De vakantie in Frankrijk loopt niet goed af. Waarschijnlijk komt dat door al het knikken. De ik-figuur is een serviel type dat luistert naar zijn vriendin. Vroeger toen zij ongesteld was, wilde ze wel gewoon door blijven neuken, terwijl hij niet wilde. ‘Na het neuken likte ze me schoon. ‘Het is maar bloed.’ We verheugen ons nu al op die leraren die tijdens het mondeling naar de titelverklaring vragen. Maar goed, de vakantie loopt toch ietwat beroerd af en dan volgt er weer zo’n spijkerharde Hormone-dialoog zoals hierboven, waarin je opnieuw de onderdanigheid van de hoofdpersoon herkent, die vroeger de ongestelde Saskia mocht neuken en dan nog werd schoongelikt en nu niet eens een bakkie koffie krijgt. Het kan verkeren.
Een volgend verhaal, waarbij een muzikale buurman de hoofdpersoon uitnodigt voor een kopje koffie en klein concertje. Dat is natuurlijk een aanbod dat niet afgeslagen kan worden (al zal het wel weer in een bloedbad eindigen).
In wederom een spijkerharde dialoog laat Hormone de existentiële twijfel (‘Eh, nou, eh…’) van de hoofdpersoon zien, die, dat moet gezegd, in plaats van koffie meteen aan de drank is gegaan.
We vinden hier een treffend voorbeeld van intertekstualiteit: een subtiele verwijzing naar het motief knikken in het vorige verhaal. Opnieuw toont Hormone zich een meester in de beschrijving. Barry knikt niet alleen, hij kan tegelijkertijd op zijn gitaar tokkelen. Binnen vier woorden wordt een hele wereld opgeroepen. (De spijker zijn we vergeten, maar we vinden dit nog steeds een spijkerharde zin).
Die verwijzingen naar verhalen onderling komen vaker voor. Je moet er oog voor hebben, maar de hoofdpersoon in dit verhaal heeft zin in een kopje koffie. Hij lust wel ‘een bakkie’, terwijl hij verkwistend is met sigaretten. In twee zinnen weten we alles van deze figuur.
Alweer zo’n kleine verandering. We hebben al iemand die kan knikken met een broodje ham, iemand die kan knikken en tokkelen en nu knikt er ook nog iemand met een hoofd vol ernstige rimpels. Geen vrolijke rimpels, want in dit verhaal zijn we aanwezig bij een begrafenis. De ik-figuur weet meer over de ontslapene dan de vrienden om hem heen vermoeden. Toch is het niet alleen kommer en kwel als hij terugdenkt aan de tijd dat de vriendgroep nog onbeperkt spareribs ging eten en Van Aalst nog een adres wist waar ze een geheim recept hadden.
‘Ze steekt ze voor het bakken zeker eerst effe in d’r kut,’ zei Arie.
Je zou er nog vrolijke rimpels van krijgen.
Misschien is het ook nog raadzaam om te kijken naar de lengte van de zinnen. Die zijn bijna altijd een spijker lang. Ik heb vijf pagina’s genomen: de eerste bladzijde van het eerste verhaal (bladzijde 11) en de laatste bladzijde van het laatste verhaal (bladzijde 172), en daartussen bladzijde 50, 99 (100 is blanco) en 150 en dan krijg je de volgende gemiddelde zinslengte:
Volgens de achterflap schreef Jerry Hormone onder de naam Jeroen Aalbers al meer dan 100 kinderboeken rond de figuur Borre. En opeens valt het kwartje: Jerry Hormone schrijft op AVI-niveau 6 voor volwassenen.
Coen Peppelenbos
Jerry Hormone – Het is maar bloed. Atlas Contact, Amsterdam. 176 blz. € 19,90.