Column: L.H. Wiener – Open brief aan Maartje Wortel
Lieve Maart,
Ik sta bekend als een onverdraagzaam mens, een misogyne man, een querulant. Zo staat het er deze week ook in de VPRO gids, bij een beschouwing aangaande het Boekenbal, dat op dit moment (het is nu half elf) op Duitse leest geschoeid, weer in volle ijdelheid losbarst. L.H. Wiener als ruziemaker, pagina 81. Zorgt nogal eens voor commotie. En inderdaad, om tegemoet te komen aan de kwalificatie van ruziemaker hoef ik maar heel weinig moeite te doen – soms moet ik me zelfs inhouden – zo gemakkelijk neemt mijn gelijk me dan in de tang, al had ik tijdens het Boekenbal van 2009 wel last van een zeer kwade dronk en ben ik om die reden sindsdien niet meer gegaan. Maar bij jou, Maart, had ik nergens last van, daar in Gent, bij boekhandel Limerick, op 18 februari van dit gaande jaar. In tegendeel zelfs. Vandaar deze brief, waarin ik onze ontmoeting (op de plek nota bene waar alle schrijfmachines van W.F. Hermans in slagorde staan opgesteld) als een historisch feit voor altijd wil vastleggen.
Mijn reis van station Haarlem naar station Gent-Sint-Pieters had me tijdens dit traject langzaamaan (in de letterlijke zin van het woord) gemetamorfoseerd tot een kloon van Franz Kafka, op het hoogtepunt van zijn onmacht.
[Just for the record, Maart, eerst miste ik vanwege een onderweg opgelopen vertraging mijn aansluiting met de Thalys in Rotterdam, waardoor ik een vol uur moest wachten en mij bij de informatiebalie (nummertje trekken, wachten, een kwartier is niks, maar goed, ik had de tijd) te verstaan werd gegeven dat ik dan wel verplicht was een nieuw kaartje te kopen, omdat de trein die ik nu nemen moest geen Thalys was en dus voor een andere maatschappij reed (hetgeen ik met een gestaag stijgende bloeddruk afwees, verwierp en weigerde) vervolgens bleek er aan de andere zijde van het perron wel degelijk een Thalys klaar te staan, op één minuut van vertrekken, zodat ik ijlings overstak en mij meldde bij de aldaar dienstdoende conducteur, een vriendelijk ogende negroïde medemens, van wie ik echter bij het tonen van mijn uitgeprinte ticket te horen kreeg dat hierop een sticker ontbrak, die ik eerst beneden bij de informatiebalie halen moest, aangezien ik voor een andere Thalys gereserveerd had, waarop mijn hart van woede in galop overging en ik zonder verdere plichtplegingen langs deze geüniformeerde kwelgeest de trein betrad, onder het vernemen van de toevoeging dat hij weldra zou ‘langskomen’ om een toeslag van vijftig euro te innen, hetgeen later weer niet hoefde, toen bleek dat ik een eerste klas ticket had geboekt, klassejustitie waartegen ik niet heb geprotesteerd. Bovendien beschikt de Thalys over een bar, waar men met een geschatte snelheid van 200 kilometer per uur een glas wijn kan drinken.]
Gelukkig was ik anderhalf uur te vroeg van huis gegaan, zodat de opgelopen vertraging bij aankomst op het station Gand-Saint-Pierre mij voldoende ruimte bood om nog even aan te leggen in zo’n typisch Belgische knijp, met formica tafeltjes, neonverlichting en een tandeloze, onverstaanbare klanken uitstotende clientèle. Heerlijk, het kan altijd nog erger.
Ter zake nu.
Ik laat mij er graag op voorstaan geen mensenkennis te hebben, maar toen ik je daar ontmoette zag ik in één oogopslag dat je apart was, of beter gezegd: jezelf was, compleet. Zoiets bij iemand bespeuren heeft met kennis niets te maken, het is meer een kwestie van gevoel, van intuïtie.
‘Dag Maart, ik heb je boek gelezen,’ zei ik.
Ik had dus al een idee.
Ieder literair boek is per definitie fictie, natuurlijk, dus ook jouw verhalenbundel Er moet iets gebeuren, maar bij schrijvers met wie ik verwantschap voel rijst er uit hun werk een gestalte op, niet herkenbaar aan enige vorm van uiterlijk of geslacht, maar allengs naderend en uiteindelijk nabij, vanwege een innemende wijze van observeren en zien, vanwege een wijze van vernuftig formuleren, vanwege een eigen stijl en een unieke authenticiteit.
Je glimlachte toen ik je Maart noemde.
En je verbeterde me niet.
Maart is veel persoonlijker dan Maartje, daarom dus.
Maartje kan iedereen wel heten, tenminste als het om een meisje gaat, met uitzondering van Maarten ’t Hart, wanneer hij zich voordoet als een deerne in lokkend postuur en wij zijn spataderen moeten zien.
Een meisje dat Maart heet kan schrijven, geloof me maar.
En niet zo zuinig ook.
En Maart is het gebleven, de hele verdere avond.
Ik zat naast je in die uitverkochte zaal, in die prachtige Augustijner kapel, ver weg in Gent en de slordige manier waarop je de veters in je hoge leren schoenen had geregen (een paar gaatjes was je vergeten, zeker iets anders aan je hoofd) amuseerde me en het verhaal over je vader dat je voorlas, soepel en zonder een spoor van zenuwen, was zeer sterk. Ik heb meer op je gelet dan je gemerkt hebt, haalde in de pauze je boek beneden uit mijn tas en stond daarna zogenaamd toevallig in je buurt, toen ik je aan een paar vrouwen hoorde uitleggen dat je het niet zo aangenaam vond als iemand ‘bij het tongen’ slijmerig speeksel had. Viespeuk.
Je hebt je boek voor me gesigneerd, bijna zonder na te denken. Daarna hebben we elkaar eigenlijk niet meer gesproken. Je inscriptie las ik de volgende dag in de trein naar huis. Er stond dit:
Lieve Lodewijk W!
We zijn nu in Rotterdam, waar
we de beste maaltijd ooit hebben
gekregen, en waar we de mooiste wijnen hebben
gedronken. Het was/is een eer
je te mogen ontmoeten en ik wacht vol verwachting
op je tip(s)!
Veel geluk. Tot in
de eeuwigheid.
Je Maart.
We waren dus niet in Gent geweest, maar in Rotterdam.
Ook goed, kind.
Een schrijver zet de werkelijkheid naar zijn hand.
In Gent bestond de maaltijd uit wat goedbedoelde broodjes met beleg, im stehen genuttigd in de catacomben van de kapel, en in de pauze was er geen wijn, wel bier, van het merk Augustijn.
Verwend nest.
Dit moest ik boekstaven, Maart.
Je hebt de ogen van een verbaasde uil, maar je ziet alles.
Het ga je goed.
Ik zal je hoge vlucht met voldoening volgen en mijn tips zijn gratis, tot in de eeuwigheid.
Het is nu heel laat, behoorlijk zaterdagochtend al.
Ik ben niet op het Boekenbal en ik heb niets gedronken.
Maar ik vrees dat jij daar staat te dansen als een beest en straks vreselijk gaat tongen.
Liefs,
PS:
Heb je de aankondiging voor de Belgische Gouden Uil al gezien, tegenwoordig de Fintro Literatuur Prijs? Daar staan we met onze boeken naast elkaar, als vader en dochter, nu ja, de omslagen van onze boeken dan. En wij voeren de lijst aan! Dat moet zo wezen, Maart, dat kan niet anders, daar heeft het nuchtere feit dat onze achternamen met dezelfde letter beginnen helemaal niets mee te maken!
L.H. Wiener
Lodewijk! Hier ben ik, met kater en al. Bedankt voor je mooie brief. Ik heb altijd al de ogen van een uil willen hebben. Verder voel ik me nu een reaguurder, dus hou ik het bij: Veel Liefs, M