Recensie: Arthur Koestler- Nacht in de middag / John Berger – Het varken aarde
Bij het lustrum van een relevante uitgeverij
Per jaar verschijnen in het Nederlandse taalgebied vele duizenden boeken en ondanks het streven naar wat in vaktermen titelreductie heet, boekenvaktaal voor minder nieuwe uitgaven, dendert het maar door, zonder dat iemand zich ooit afvraagt hoe je dat in godesnaam allemaal tot je kunt nemen. Keerzijde is dat veel boeken ook weer heel snel weer wegzinken, niet zelden ten onrechte. Zo verschenen, zo verdwenen. Driewerf hulde dus voor uitgeverij Schokland en zijn reeks Kritische Klassieken, die cruciale werken gewoon opnieuw uitbrengt. Bij gelegenheid van het eerste lustrum van de uitgeverij herverschijnen twee klassiekers.
John Berger verhuisde in 1974 naar een boerendorp in de Franse Alpen en schreef daar een trilogie over: De vruchten van hun arbeid. Hoofdmoot van het eerste deel, Het varken aarde, zijn de verhalen van dorpsbewoners, afgewisseld met gedichten. Berger presenteert zich als een doorgeefluik, hij schrijft op wat hem wordt vertelden de dingen die hij meemaakt. In hoeverre dat werkelijk zo is blijft de vraag, de drie levens van de uit een in de mestvaalt uitgebroed hanenei geboren Lucie bijvoorbeeld hebben een zo grote literaire kwaliteit, dat er tenminste enig letterkundig lapwerk zal zijn verricht.
Tijd is de achterliggende essentie – de circulaire tijd in het bergdorp tegenover de lineaire elders, die steeds nadrukkelijker aanwezig is. Het boek begint en eindigt met twee kleine essays, over de veranderende rol van de boerenstand en de verhouding tussen auteur, lezer en onderwerp. Hij verzet zich tegen de gedachte dat een kunstwerk op zichzelf begrepen zou worden en pleit ervoor dat een schrijver een verklaring levert bij zijn boek, omdat literatuur anders niet meer zou zijn dan vermaak. Hij vergeet er helaas bij te vertellen waarom dat, als het al zo is, een ongewenste ontwikkeling zou zijn.
Arthur Koestler was van oorsprong een Hongaar, die na een omweg over Palestina in Duitsland belandde, waar hij zich onder de indruk van alles wat Stalin de wereld voorschotelde aansloot bij de communistische partij (KPD). In 1939 zegde hij zijn lidmaatschap op, en na nog wat omzwervingen belandde hij een jaar later in Groot-Brittannië.
In dat jaar verscheen ook een op ware feiten gebaseerde roman over de manier waarop Stalin iedereen die hem niet zinde uit de weg ruimde. Dat gebeurde in een tijd, waarin het grootste deel van de westerse intelligentsia als nuttige idioten van het stalinisme kritiekloos de heilsboodschap van het socialisme verkondigden.
Verteller is Robasjov, ooit een gevierde partijbons, nu opgepakt en in het gevang gesmeten. De vertelde tijd loopt van het moment dat hij in zijn cel beland tot het einde van zijn gevangenschap. In de tussentijd wordt hij verhoord en denkt hij terug aan de voorvallen die aan zijn lot voorafgingen. Dat levert een huiveringwekkend beeld op van een staat waarin het individu niet meer is dan een minuscuul en vervangbaar onderdeel van een door een oppermachtige leiding beheerste massa.
En inderdaad, dat lijkt op 1984 van Orwell, die zich stevig door dit boek liet inspireren. Niet alleen in de grote lijn, die van de enkeling als willekeurig slachtoffer van een totaliteit systeem, maar ook voor wat betreft details. Bijvoorbeeld als Roebasjov met zijn voluptueuze secretaresse en minnares Arlova boeken aanpast aan de veranderende omstandigheden als de partij weer eens tot een nieuwe werkelijkheid heeft besloten, waarbij zelfs memoires van overledenen worden herschreven. ‘Bij wijze van grap merkte Arlova tegen Arlova op dat het publiceren van nieuwe en herziene edities van de oude nummers van alle kranten het enige was wat nog gedaan moest worden.’ Dat is precies waar acht jaar later Winston Smith zijn brood mee verdient.
In onze tijd, waarin we dapper net doen alsof we alleen iets te vrezen hebben van rechts, is een boek als dit boek nog steeds actueel. De politieke scheidslijn loopt niet tussen links en rechts, maar wie vrijheid als leidend beginsel neemt van de duistere krachten die met een beroep op een hoger doel individuele vrijheid als een bedreiging zien. Daarbij bedienen zij zich tot op de dag van vandaag van dezelfde instrumenten als hun voorgangers: geweld, intimidatie, breidel en het herschrijven van de geschiedenis waar die niet in het eigen ideologische straatje past, in de hoop zo een nieuwe werkelijkheid te scheppen. Mensen zijn daarbij mensen ondergeschikt aan de zaak, of het nou de redding van de planeet is of het uitroeien van racisme.
Ten diepste zijn beide boeken politiek. Berger is zelfs zeer uitgesproken in zijn kritiek op het kapitalisme. Bij Koestler is de lading verweven in het verhaal dat hij vertelt. Dat, plus een superieure, afgewogen afstandelijk stijl, maakt zijn roman superieur.
Enno de Witt
John Berger – Het varken aarde. Vertaald door Sjaak Commandeur. Schokland, De Bilt, 218 blz. € 21,-
Arthur Koestler – Nacht in de middag. Vertaald door Koos Schuur. Schokland, De Bilt, 216 blz. € 23,90.
\”in een tijd, waarin het grootste deel van de westerse intelligentsia als nuttige idioten van het stalinisme kritiekloos de heilsboodschap van het socialisme verkondigden.\”
De recensent doet geen moeite om zijn afkeer van het socialisme en links te verbergen!
Stalin of Stalinisme is niet gelijk aan socialisme.