Recensie: J. Rentes de Carvalho – Montedor
Onderhuids verdriet
In 1968, enige jaren voordat hij naar Nederland kwam, maakte J. Rentes de Carvalho in Lissabon zijn literaire debuut met de roman Montedor. Die roman werd door Adri Boon in het Nederlands vertaald en door August Willemsen van een nawoord voorzien. Op het omslag prijkt een prachtige foto van Rentes de Carvalho zelf: een straatbeeld van zo’n typisch Portugees dorpje, pasteltinten en een crucifix tegen de gevel, een plaatje dat door de Nederlandse toerist als pittoresk en idyllisch wordt ervaren. Montedor — het klink naar een berg van goud, maar Willemsen legt uit dat de laatste lettergreep, dor, in het Portugees ‘pijn’ of ‘verdriet’ betekent.
Verdrietig is Rentes de Carvalho’s roman alleen onderhuids; aan de oppervlakte is het vooral een humoristisch en vrolijk boek. Het begin heeft alle kenmerken van een schelmenroman en verderop is de som van misverstanden en tot mislukken gedoemde pogingen om het leven te veranderen zo groot en ook zo levendig beschreven dat, bij alle treurigheid, de ironie de boventoon voert. Wel wordt die ironie gaandeweg grimmiger: zo lang het lot alleen met de hoofdpersoon (‘ik’) speelt valt er vooral veel te lachen, maar zodra het zich ook tot anderen uitstrekt — een echtgenote, een kind — bezorgt het de lezer al gauw een dichtgeknepen keel. Wat aanvankelijk toevallige tegenslagen lijken te zijn, blijkt op den duur de structuur van het leven. En dat niet alleen voor de hoofdpersoon maar voor alle Portugezen. Het plaatsje Montedor, aldus Willemsen, is Portugal, ‘een land waar alle dromen, plannen, revoluties en veroveringen mislukken of, als ze lukken, verkeerd uitpakken.’
Rentes de Carvalho’s roman speelt zich af in de jaren vijftig, in een Portugal dat nog erg provinciaals en katholiek is. De hoofdpersoon is een jongeman, net twintig, die voor een belangrijk examen zakt, dat thuis niet durft te vertellen en op zoek gaat naar mogelijkheden om uit het dorp en desnoods uit Portugal weg te komen. Geen schijn van kans: met uitzondering van een korte periode in Lissabon blijft hij aan Montedor gekluisterd als aan een molensteen. Betaald werk is er niet, noch de pastoor — die hem veracht omdat hij goddeloos is — noch de Française die af en toe op het landgoed verblijft kunnen hem de steun, de protectie, bieden die nodig is om aan een baantje te komen. Zijn ouders leven als kat en muis, moeder op het randje van de hysterie, vader een hardhandige vrijbuiter, en de zoon verkwanselt oma’s sieraden, gaat naar de hoeren, droomt van reizen naar Parijs of Brazilië of Australië en lummelt verder maar wat rond. Uiteindelijk, zeer tegen zijn zin, belandt hij in een huwelijk met Célia, de dochter van een handelaar in manufacturen. Hij heeft haar zwanger gemaakt en houdt er een dochter aan over; zijn huwelijk verschilt niet van dat van zijn ouders.
In korte, vaak afgemeten zinnen, met veel dialoog en veel innerlijke overpeinzingen, schildert Rentes de Carvalho deze Werdegang. Hij doet dat zo goed dat de lezer na verloop van tijd niets anders meer wil dan van het vertrek van de hoofdpersoon getuige zijn. Maar hem ontbreekt het aan de middelen om te gaan, aan een eigen boeltje of aan de broodnodige protectie. Apathie en frustratie blijven over.
Van de veranderingen die zich sinds 1968 in de Portugese samenleving voltrokken ben ik slechts globaal op de hoogte, maar zeker is dat Montedor ook na twintig jaar nog een authentieke en actuele indruk maakt. Er hoefde geen stof te worden weggeblazen om van de vertaling een boeiend product te maken. Het kenmerkt een waarachtig auteur en een waardevol boek.
Anton Brand
J. Rentes de Carvalho – Montedor. Vertaald door Adri Boon. De Arbeiderspers, Amsterdam, 160 blz.
Deze recensie verscheen eerder op 6 mei 1988 in het Nieuwsblad van het Noorden.