Interview: Lars Kepler over Playground
In een thriller beschrijf je je eigen angsten
Het Zweedse echtpaar Alexandra en Alexander Ahndoril is het brein achter Lars Kepler, de wereldwijd succesvolle thrillerschrijver. Alleen al in Nederland werden er 600 duizend exemplaren van verkocht. Het stel oogt dynamisch en fris ondanks de drukke dagen die ze achter de rug hebben. Dat ze sámen Lars Kepler vormen blijkt iedere keer wanneer ze mijn vragen beantwoorden. Ze wisselen elkaar af en vullen elkaar aan, net zoals ze schrijven. Het respect voor elkaar is opvallend. Met de roman Playground verlaten ze, voor even, hun succesformule die de boeken Hypnose, Contract, Getuige, Slaap en Stalker opleverde.
Waren jullie al succesvol voordat jullie Lars Kepler bedachten?
Alexander had internationaal succes met zijn roman The Director (2006) over de cineast Ingmar Bergman. Ik schreef diverse historische biografieën. Onder andere Stjärneborg (2003) over de astronoom Tycho Bracha.
Welke levenservaring gebruik je voor jullie boeken?
Alex was thaibokser en zat bij de Special Forces van het Zweedse leger. Ik was actrice en kan mij bijzonder goed inleven. Een toneelstuk spelen en een thriller schrijven verschillen wat dat betreft niet veel van elkaar. Als actrice moet je jouw rol, de persoon die je speelt, compleet begrijpen. Een schrijver doet hetzelfde. Je moet er een drama van kunnen maken. En ieder karakter dat je bedenkt moet noodzakelijk zijn voor het boek.
Hoe schrijf je samen een boek zonder ruzie te krijgen?
Dat is ingewikkeld. Voor Lars Kepler bestond, hadden we al geprobeerd samen te schrijven. Dat bleek lastig. Het was een voortdurend gevecht, omdat we als schrijver zoveel van elkaar verschilden. Het lukte gewoonweg niet. We moesten Lars Kepler creëren om samen te kunnen schrijven. Alexander en ik waren immers gewend romans op een klassieke wijze te schrijven. Toen we stijl en sfeer bedacht hadden, bleek het schrijven veel eenvoudiger.
Waar komt het idee voor een boek bij jullie vandaan?
Een idee voor een thriller moet je dicht bij jezelf zoeken. Iets dat je fascineert, waar je bang voor bent. Je moet immers meer dan een jaar met zo’n plot leven. Zo lang duurt het om het uit te werken. Het moet een uitdaging vormen. We bespreken zeker drie maanden lang de mogelijkheden die ideeën voor een boek kunnen opleveren. Minstens tien uur per dag. Het ene idee leidt naar het volgende. Lastig is wel dat je het krijgen van een idee niet kunt forceren. Het is een kracht op zich. Steeds wanneer we een boek hebben voltooid, denken we dat de ideeën op zijn. Dat we geen verhalen meer te vertellen hebben. En dan plotseling, komt er een nieuw idee op. Wanneer het ons beiden aanspreekt, ervaren we dat als een explosie.
Is een van jullie de schrijver en de ander de redacteur?
Nee. Het is belangrijk voor ons dat we gelijkwaardig zijn. We zitten naast elkaar achter onze computers. Ik schrijf een scène, dan Alex de volgende… We veranderen elkaars teksten waar dat nodig lijkt en zijn compleet vrij ermee te doen wat we willen. Zelfs om te deleten.
Je doet wat een schrijver normaal in zijn eentje doet, maar dan met z’n tweeën.
Herschrijven, herschrijven, herschrijven – daar gaat het om. Schrijven met z’n tweetjes gaat veel sneller dan alleen. Normaal moest ik, wanneer ik dacht dat een manuscript af was, minstens twee maanden afstand van een boek nemen voor ik het weer kon oppakken. Pas dan kon ik zien of een deel van de tekst niet in het verhaal paste. Wanneer je samenwerkt, wijst die ander je erop.
Bedoel je nu dat Lars Kepler dat niet zou schrijven of dat zijn hoofdpersonage Linna het niet zou doen?
Beide is mogelijk. We proberen trouw aan het verhaal te blijven.
Weten jullie inmiddels wie van jullie welke scènes het best beschrijft? Wreedheid door Alexandra wellicht?
Nee, we houden alle twee van de donkere kant van onze boeken. Anders zou het schrijven ervan ook onmogelijk zijn. We vinden het spannend om ons in een lastige situatie te verdiepen en er een oplossing voor te bedenken. Je wilt de zaak oplossen of de misdadiger stoppen. Het doel achter onze boeken is orde scheppen in de chaos die de mens veroorzaakt.
Waarom onderbraken jullie de succesvolle reeks thrillers over inspecteur Joona Linna voor het boek Playground?
We zijn geen machines. We zijn schrijvers. En moeten de verhalen vertellen die ons bezighouden. We moesten dit idee kwijt. Het is een erg persoonlijk verhaal. De ‘trigger’ erachter was het verhaal van Alex’ vader. Tien jaar geleden kreeg hij een bypassoperatie. Dat ging prima tot ze hem probeerden wakker te krijgen. Hij kreeg een hartstilstand. En dat duurde vrij lang. Toen hij bijkwam vertelde hij ons niet over de traditionele tunnel en het licht, die vrijwel iedere bijna-doodervaring kenmerkt, maar over een oceaan. Het was er donker, er was een oorlog gaande tussen slagschepen. Het bleek een erg gewelddadige plek. Hij bleef maar herhalen dat het werkelijk zo was, en dat dit erg belangrijk was. Dat ging maandenlang door. We gingen er op den duur maar grapjes over maken. Nu is dit effect in de wetenschap bekend, het heeft te maken met de verwarring door het trauma dat een zware operatie kan opleveren. De Zweedse wetenschapper en Nobelprijswinnaar Arvid Carlsson hangt de theorie aan dat wanneer het brein stopt, wanneer we sterven, we in een eeuwigheidsmoment blijven hangen. De ervaring van mijn vader was in ieder geval erg belangrijk voor mij. Twee jaar geleden stierf hij aan kanker. Ik ontkwam niet aan de gedachte dat hij nu weer in die oceaan terecht was gekomen. Ik begon er met Alexandra over te praten. We bedachten dat iemand die in angst sterft aan de ‘andere kant’ hebzucht, corruptie en geweld zal tegenkomen. De wrede wereld die we bedachten, kwam ons steeds logischer voor. Alleen iemand als Jasmin Pascal-Anderson, een voormalig luitenant met gevechtservaring in Kosovo, maakt daar een kans.
Waar komt het idee van het voorportaal van de dood vandaan?
Een oeroude Chinese mythe rond het dodenrijk sprak ons erg aan. Een havenstad met schepen die zeven rijen dik aan een kade liggen grenst aan het ‘gele water’. Op ons kwam die plek, voor je naar de eeuwigheid afreist, over als een soort Chinatown. Dat chaotische. Er zijn er zoveel van op de wereld… Het leek ons passend. Daar komt bij dat Chinezen hun voorouders altijd hebben gerespecteerd. Ze offeren er voedsel aan en weten dat ze belangrijk zijn. Het idee van de havenstad in ons boek is eerder gebaseerd op een herinnering, een imitatie dan dat het een echte stad is. Een wereld opgebouwd uit de ingrediënten die je kent, die tot leven komt op de drempel van leven en dood.
Hoe vaak vinden jullie dat je een karakter in een thriller kunt laten sterven? In ‘Playground’ kan het minstens drie keer…
Het is wérkelijk mogelijk om het meerdere keren te doen. Je kunt een hart stilzetten en het weer opstarten. Technisch gezien. Dat was de sleutel tot ons boek. Maar ook de vraag hoe vaak Jasmine het zou willen en kunnen doen. Wanneer haar zoon in levensgevaar komt, valt die keuze weg. Ons gaat het om het spelen met de dood en de twee parallelle werelden die daardoor in het boek ontstaan. Daardoor is Jasmine ook in de normale wereld niet langer veilig.
Tijd zorgt dus eigenlijk voor de suspense in het boek?
Jasmine heeft weinig tijd. Haar hart staat immers stil. Duurt het te lang, dan zal ze sterven. Maar hoeveel tijd heeft ze eigenlijk? Die blijkt relatief. Daar komt bij dat men vanuit de haven naar de eeuwigheid vertrekt. De haven is de eerste stap. Tijd rekt in onze roman.
Het boek doet denken aan Het proces van Kafka.
In de Chinese mythologie komt je bureaucratie tegen als een vorm van hel. Dat idee hebben we gebruikt. Stempels, documenten en de systemen die conflicten genereren bestaan daar ook.
Nu gaat het in de wereld van Playground om regels en wetten. Niet iedereen houdt zich daaraan. Speel je op zo’n moment niet alleen met je karakters, maar ook met de lezer?
We hebben beiden altijd thrillers gelezen en nu kunnen we die kennis benutten. Je probeert altijd diverse vormen van suspense te gebruiken. Wanneer de lezer weet dat er drie mensen gaan sterven, zorg je dat er vijf aanwezig zijn. Zo ontstaat suspense. Dan wil de lezer weten wat er gaat gebeuren. Los daarvan vinden we het leuk om het spel niet volgens de regels te laten spelen. Juist wanneer het niet eerlijk meer is, wordt het spannend. Neem onze heldin Jasmine die van een man tot man gevecht uitgaat en plotseling tegenover vuurwapens staat… Daar moet ze zich dan vervolgens uit weten te redden.
Waarom kiezen jullie voor korte hoofdstukken. Ook als het verhaal in een opeenvolgend hoofdstuk gewoon doorgaat?
We bedenken pas achteraf waar hoofdstukken eindigen of beginnen. De hele tekst wordt eerst geschreven. Pas dan zien we waar een pauze nodig is. Vaak heeft dat te maken met alle actie die plaatsvindt. Tijdens het schrijven zit je in het verhaal en probeer je alles wat je voor je ziet zo goed mogelijk weer te geven. Een film is wat dat betreft zoveel makkelijker. Je kunt voor- en achtergrond gelijktijdig tonen. Wij kunnen op een moment maar één regel schrijven. Daarom is het nodig tijdens het creatieve proces op de essentie te focussen. Je moet niet te veel tegelijk willen vertellen. Je moet goed bedenken waar je uitkomt en waarom je dat doet. Ons eerste boek werd overigens als The Hypnotist verfilmd. Helaas was het niet naar onze zin. Een volgende keer zullen we zorgen dat we veel meer invloed hebben.
Spelen jullie scènes om het effect ervan uit te proberen?
Vooral de vechtscènes. Maar dan wel erg langzaam. Het zorgt ervoor dat het levensecht overkomt. Ook het schieten met verschillende wapens doen we om te weten hoe het voelt en klinkt. En ook omdat we het leuk vinden. We proberen een ‘hier en nu’-gevoel bij de lezer te bewerkstelligen. Wat je gedaan hebt kun je beter beschrijven.
Peter de Rijk
Lars Kepler – Playground. Vertaald door Ydelet Westra. Cargo, Amsterdam. 368 blz. € 19,90.
Deze recensie verscheen eerder op de site van Scriptplus.