Recensie: Dimitri Verhulst – De intrede van Christus in Brussel
Met bier, worst en hoedjes wachten op Jezus Christus
Als Dimitri Verhulst, één van de beste en grappigste schrijvers van het Nederlandse taalgebied, in zijn romans kritiek levert op de maatschappij doet hij dat altijd met humor en ironie. Juist daardoor dringt de problematiek dieper door in ons bewustzijn, lijkt hij te beseffen. De passage over de asielzoeker Cherribi die zijn vrienden in het asielzoekerscentrum opbelt in Problemski Hotel is bijna niet te overtreffen: ‘Niets aan de hand, jongens. Cherribi, typisch voor hem, is per malheur in de verkeerde container gestapt. Waarschijnlijk verstond hij zijn smokkelaars maar half-en-half en heeft hij gedaan of hij hun aanwijzingen had begrepen. Afijn, toen hij zijn container verliet (geen tomaten, maar boter en dope) vond hij het nogal warm voor de tijd van het jaar in Engeland. Meneer zit in Spanje.’
De nieuwe roman van Verhulst De intrede van Christus in Brussel kenmerkt zich eveneens door de combinatie van humor en ironie en kritiek op de maatschappij. De roman is stilistisch (zoals we gewend zijn van Verhulst) wederom van de buitencategorie, het is één lang prozagedicht, met een cadans en ritme in zinnen die het verdienen meer dan één keer gelezen te worden. De naamloze ikverteller doet in zijn ‘bescheiden kroniek’ verslag van een samenleving die wacht op de komst van Christus op aarde, zoals aangekondigd op een nieuwssite: ‘Christus zou naar Brussel komen, de eenentwintigste juli aanstaande, de bron was betrouwbaar doch onbekend, maar dat Hij komen ging was een vaststaand feit, nadere informatie volgde later.’
De kroniek is een ode aan de treurigheid en verwant aan de ex-ambtenaar en schrijver van de Aantekeningen uit de ondergrondse van Dostojevski –minus de humor. Het bestaat voornamelijk uit de beschouwingen van de ik-verteller op de contemporaine samenleving. Deze roman is wat Milan Kundera het ‘specifieke romanske essay’ noemt: ‘een essay dat niet pretendeert een apodictische boodschap te brengen, maar hypothetisch, ludiek of ironisch blijft.’ Verhulst laat de verteller weinig informatie over zichzelf vertellen, maar genoeg om telkens te benadrukken dat het de beschouwingen van een personage zijn, en te weinig om met het personage mee te leven, wat zijn kritische beschouwingen te niet zou doen.
Iedereen krijgt ervan langs: de katholieke kerk, de jeugd, de intellectuelen, de verloren generatie van de jaren ’60, het Belgische koningshuis, de Belgische politici, de omgangsvormen die men tegenwoordig hanteert (‘gebruik van het woord ‘alstublieft’ was kostbaar tijdverlies’). De mensen die roekeloos reageren op internetfora krijgen ervan langs, ze ‘richtten hun grofbekkerij desnoods met begeleidende bedreigingen naar mensen wier mening het gevolg is van het feit te hebben nagedacht.’ Zo ook het ‘journalistendom’; dé beroepsgroep die zichzelf in dienst stelt van de goede zaak, maar er moeten ook kranten worden verkocht. Verhulst schrijft over deze kranten: ‘Men plaatste in de hoofdkatern uit morele verplichting een artikel over de achteruitboerende ecologie om dan in de weekendbijlage schaamteloos hippe reizen aan te prijzen richting verre, kerosineverslindende paradijzen.’
De aangekondigde komst van Jezus zorgt ervoor dat iedereen zich anders dan normaal gedraagt, namelijk normaal: de jeugd houdt op met mollen, de politieman geloofd de ik-verteller op zijn woord; treurigheid en kortzichtigheid verdwijnen. Het illegale meisje Ohanna is de uitverkorene om als tolk van Jezus te fungeren, want die spreekt alleen Aramees. Hiervoor was ‘ze de verpersoonlijking van een zak cocaïne of een kist springstof (…) Illegaal: je zal het maar te horen krijgen over jezelf! Dat je bestaan ongewettigd is! Dat je geboorte buiten het wetboek viel! Dat je ‘r eigenlijk niet zijn mocht!’ Ze mag blijven als ze als tolk van Jezus optreedt. Als Jezus natuurlijk niet echt in Brussel verschijnt, gooien de autoriteiten haar dan ook zonder pardon het land uit (samen met haar familie).
Niks is meer heilig, het gaat de mensen niet om de persoon/god Jezus Christus, maar om de sensatie. We hebben het hier over de grootste celebrity ooit. En sensatie is meemaken, sensatie moét je meemaken. Dus zit men klaar met bier, worst en hoedjes te wachten tot de reclamekaravaan voorbij is gekomen en Jezus arriveert. De verteller houdt ons en zichzelf een spiegel voor en toont zo de hypocrisie van de hedendaagse mens. Men gaat op vakantie en wil zich niet inlaten met toeristische attracties, nee, men wil zich inlaten met de gewone mens: ‘Maakten wij ons niet schuldig aan een vorm van snobisme wanneer wij in Kenia onze verhalenzucht bedropen met de vertellingen van de naamloze mandenvlechter en wij tezelfdertijd onze allereigenste buurman nog geen goedendag hadden gezegd?’
Het hoofdpunt van de verteller is, geheel in lijn met de filosofie van Sartre, dat we verantwoordelijkheid moeten nemen met betrekking tot ons eigen leven. Wij zijn het zelf die ons eigen leven in de hand hebben, niet één of andere transcendente instantie. En die verantwoordelijkheid is een grote last, vandaar de vurige wens dat Jezus ons verlost van die last. Zo is er een groep kankerpatiënten die hun behandeling hebben stopgezet om naar Brussel te gaan om door Zijn hand te worden genezen: ‘Om hun vertrouwen in de goede afloop te demonstreren plantten sommigen onder hen alvast een sigaret in hun aandoenlijk vermagerde kop.’ We willen van alles en doen van alles, maar het is niet de bedoeling dat we worden aangesproken op de gevolgen, namelijk onze verantwoordelijkheid. We willen geen ernstige ziekte, maar we blijven ook roken.
Als blijkt dat Jezus niet echt komt slaat de vreugde om in de treurigheid en troosteloosheid van voor de aankondiging. Een meisje in de metro declameert de zin (uit het boek dat ze aan het lezen is): ‘Il faut s’oublier pour révéler sa vraie beauté’, hoewel de verteller onder indruk is van ‘al die mooie woorden’, wordt het meisje snel door een ‘zure haring’ terecht gewezen: ‘Ik weet niet of gij dat weet, maar gij zijt hier wel in Brussel hé, meiske; hier spreekt men Vlaams!’ Dit is treurigheid troef, en maar al te herkenbaar. Verhulst doet wat alle goede literatuur doet: hij maakt ons bewust van wat we al wisten. En hij doet dit zonder belerend of vervelend moralistisch te worden. Het is te hopen dat de Nederlandse kritiek (lees: Marja Pruis) deze roman niet wegserveert omdat de kleuren van de kaft haar niet aanstaan.
Koen Schouwenburg
Dimitri Verhulst – De intrede van Christus in Brussel. Contact, Amsterdam, 174 blz. € 21,95.