Recensie: Jonathan Coe – Nummer 11
Anti-neoliberale roman
Reikhalzend heb ik uitgekeken naar de nieuwe en elfde roman van Jonathan Coe. Na een mager niemendalletje – en de eerste Nederlandse vertaling – De dwergen van de dood (1990) pakte Coe in 1994 groots uit met Het moordende testament. Een ronduit fantastische roman. Dit hoog ontwikkelde schrijverschap kreeg een meesterlijk vervolg met De Rotters Club (2001) en de even sterke sequel De gesloten kring (2004). Helaas bleek Coe’s recentste roman, Expo 58 in 2013 een niet bepaald geslaagd tussendoortje. Dus waren bij mij althans de verwachtingen hooggespannen voor Nummer 11, naar verluidt losjes gebaseerd op Het moordende testament.
Het eerste personage met wie we opnieuw kennismaken is Phoebe. In de proloog van Nummer 11 is zij een heftig getatoeëerde en gepiercete vrouw, en nogal angstaanjagend voor ons hoofdpersonage Rachel Wells, dan zes jaar. Deze ontmoeting, die plaatsvindt in 1999, maakt op haar een onuitwisbare indruk. Coe laat zijn protagonist Rachel fungeren als katalysator voor het verhaal dat hij wil vertellen. En dat verhaal is er een van het leven in de eenentwintigste eeuw; een verhaal van rijk versus arm; van opportunisme versus idealisme; van hebzucht versus een gewoon, normaal leven kunnen leiden.
Als de roman werkelijk aanvangt, zijn we chronologisch gezien nagenoeg aan het einde ervan; het is 2014 en Rachel is au pair bij een steenrijke familie in de dure Londense wijk Kensington. Om de vervelling te lijf te gaan te gaan en om waanvoorstellingen op afstand te houden gaat Rachel schrijven; de lezer haar verhaal vertellen: ‘Nee, ik moet nog niet te veel loslaten. We gaan terug naar het allereerste begin.’
Als de tienjarige Rachel bij haar grootouders op bezoek is met haar vriendin Alison, heeft kort daarvoor dr. David Kelly, op 18 juli 2003, zelfmoord gepleegd. Kelly was de VN-wapeninspecteur die Tony Blair adviseerde en hem berichtte dat Saddam Hoessein beschikte over massavernietigingswapens. Toen Kelly zijn oordeel herriep, werd hij stante pede tot persona non grata verklaard, waarop hij zelfmoord pleegde. Op Rachel heeft dit, omdat dit in de buurt van de woonplaats van haar grootouders plaatsvond, een enorme impact. Net als de tweede ontmoeting met Phoebe, de waanzinnige vogelvrouw, woonachtig op Needless Alley nummer 11. Het blijkt met Phoebe echter allemaal anders zitten dan vermoed.
Vanaf hier introduceert Coe een aantal personages en verhaallijnen die vanuit Rachels verhaal ontspringen: Alison, die erachter komt dat ze lesbisch is; Alisons moeder Val, die deelneemt aan soort Expeditie Robinson; en Laura, Alisons mentor op Oxford, die op een bizarre wijze haar echtgenoot heeft verloren. In deze passages is Coe op zijn best; zet in een paar zinnen een persoon van vlees bloed neer, voorzien van context. En steeds zijn er de tegenstellingen tussen arm en rijk; enerzijds worden bibliotheken gesloten en voedselbanken geopend, anderzijds is er de gewetenloosheid van de grote conglomeraten; de voedselproducenten, de mediaconcerns, de internetgiganten. Coe is behoorlijk boos op onze huidige samenleving. Stevige maatschappijkritiek dus en eerder cynisch dan satirisch.
Halverwege Nummer 11 is er een intermezzo waarin een ambitieuze rechercheur een serie moorden op stand-up comedians oplost en de verdorven en steenrijke familie Winshaw uit Het moordende testament hierbij een dubieuze rol speelt, maar na dit enigszins overbodige uitstapje – althans onnuttig voor de compositie van de roman – keren we weer terug naar Rachel.
Rachel raakt als au pair, geworven via een prestigieus bemiddelingsbureau, betrokken bij het leven van de superrijken die op meerdere plekken van de wereld een huis bezitten, maar ook in het gewilde Londen. Zij komt terecht bij een familie woonachtig aan Turngreet Road 13 (niet op 11 dus), in een omgeving waar meer dan de helft van de huizen ingrijpend verbouwd wordt. De bewoners willen uitbreiden, maar dat kan alleen maar in de diepte en dus zijn onder de rijksten ‘almaar grootschaliger en ingewikkelder kelderuitbreidingen in zwang geraakt’. De familie wil maar liefst vijftig meter naar beneden, dieper dan de meeste metrostations. En dat zijn 11 verdiepingen, maar met nummer 11 is iets bijzonders aan de hand…
Tot zover heeft Jonathan Coe ons getrakteerd op een uitstekend staaltje maatschappijkritiek, soms verpakt in humor, soms in vitriool. Coe betoont zich hier een auteur die zich nadrukkelijk uitspreekt tegen de neoliberale westerse samenleving waarin alleen bezit telt. Dat is, meen ik, in hem te waarderen, zeker nu dit gepaard gaat met het neerzetten van geloofwaardige karakters in memorabele scènes. Toch vergaloppeert Coe zich in de afhechting van de roman; een geforceerd slot dat bovendien een stijlbreuk met de realistische toon van de rest van de roman oplevert. Het bezorgt mij uiteindelijk een ambivalent gevoel over een in aanleg en executie een uitstekende roman. Jammer van dit onbevredigende einde.
Wiebren Rijkeboer
Jonathan Coe – Nummer 11. Vertaald door Otto Biersma en Luud Dorresteijn. De Bezige Bij, Amsterdam. 428 blz. € 24,90.