Nieuws: Louis Couperus in een Amerikaanse hotelkamer
Louis Couperus in een Amerikaanse hotelkamer; een kleine ontdekking
Het geeft wel een bijzondere sensatie om totaal onverwacht Louis Couperus aan te treffen in een hotelkamer in New York. En dan gaat het ook nog om de kamer van een Engelse hertog!
A gate-legged table in the corner served as an uneasy resting place for a bronze torso by Dujam Penic, the Serbian sculptor, a pair of yellow-green glass candlesticks in the shape of inverted dolphins, De Berg van Licht by Louis Couperus, boxes of cravats from Charvet, consignments of pleasant odours from Bichara, and a hand-illuminated quotation from Goethe:
Hätte Gott mich anders gewollt
Er hätte mich anders gebaut;
neatly framed in gold.
Je leest er makkelijk over heen, maar deze passage is te vinden op bladzijde 126 van The Blind Bow-Boy, een roman van Carl van Vechten uit 1923. Het zou sensationeler zijn geweest als Couperus op deze manier was opgedoken in een roman van Scott Fitzgerald of Willa Cather, maar ook zijn optreden in dit nooit herdrukte boek blijft opvallend. Interessant genoeg voor enig spoorzoeken.
De berg van licht geldt als de meest decadente roman die Louis Couperus heeft geschreven. Terwijl hij aan het boek werkte, was hij er zelf ook al van overtuigd dat hij met iets bijzonders bezig was. Aan zijn uitgever schreef hij: ‘Natuurlijk schrijf ik in Holl[ands], maar ik hoop hem in het Eng. en Fransch vertaald te krijgen, en uit te geven als oorspronkelijk werk.’ Voor de Franse vertaling had hij al iemand op het oog, een mevrouw ‘met invloed en vele relaties.’ Maar van al deze plannen is niets terecht gekomen, De berg van licht (1905-06) is nooit in het Frans of het Engels verschenen. In 1908 liet Couperus nog wel een exemplaar van de roman naar zijn Engelse vertaler Alexander Teixeira de Mattos sturen, maar Tex publiceerde alleen vertalingen van Couperus’ moderne romans. Zo kort na het Oscar Wilde-schandaal durfde waarschijnlijk geen enkele Angelsaksische uitgever dit boek aan. Wel verscheen in 1918 een Duitse vertaling van De berg van licht onder de titel Heliogabal, die meerdere drukken beleefde. Om het Duitse lezerspubliek niet al te zeer op de proef te stellen was de tekst voor deze vertaling aanzienlijk bekort en het meest aanstootgevende weggelaten.
In tegenstelling tot wat Couperus had gehoopt, maakte zijn boek internationaal dus geen furore. Toch moet het boek – al kon niemand buiten Nederland het lezen – een zekere reputatie gekregen hebben. Het onderwerp, de lotgevallen van de duidelijk homoseksuele keizer Heliogabalus, was voor bepaalde lezers wellicht al voldoende om hen nieuwsgierig te maken. Dat Couperus in zijn boek behoorlijk wat tegennatuurlijke registers had opengetrokken raakte mogelijk buiten de grenzen ook bekend. In 1907 (toen er dus van een Duitse vertaling nog lang geen sprake was) ontving Couperus een brief uit Berlijn van Maurice Magnus, die schreef: ‘Will you please let me know whether “The mountain of light” has already been translated or is going tot be translated?’ Maurice Magnus (1876-1920) was een Amerikaan, die in Berlijn werkte als literair agent en daar het European Literary Bureau had opgericht. Magnus beschikte over een immens internationaal netwerk. Tot zijn contacten behoorde bijvoorbeeld de danseres Isadora Duncan, die hij op een reis door Rusland begeleidde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog sloot Magnus zich aan bij het Vreemdelingenlegioen, waaruit hij later deserteerde. Na de oorlog ging hij in Florence wonen, waar hij zich met allerlei onduidelijke zaken in leven hield. Door zijn vriendschap met Norman Douglas ontmoette hij D.H. Lawrence, die later een uitgebreid biografisch essay aan Magnus wijdde nadat deze op de vlucht voor zijn schuldeisers in Malta zelfmoord had gepleegd. Hoewel getrouwd, was Maurice Magnus homoseksueel en zijn belangstelling voor De berg van licht zal vast niet alleen literair zijn geweest. Het is goed mogelijk dat hij de reputatie van De berg van licht als een interessant boek via zijn contacten verder heeft verspreid.
Toen Carl van Vechten The Blind Bow-Boy in 1923 publiceerde, was Couperus in Amerika geen onbekende auteur. Een aantal van zijn Haagse romans, waaronder de vier delen van De boeken der kleine zielen, waren door het Amerikaanse lezerspubliek positief ontvangen. Van Vechten geeft bij het noemen van Couperus (én Goethe) dan ook geen nadere toelichting. Ook Van Vechten kende de inhoud of de reputatie van De berg van licht, want net als het citaat van Goethe gebruikt hij de roman van Couperus om de homoseksualiteit van de Engelse hertog nader in te kleuren.
Van Vechten (1880-1964) was in de jaren twintig een prominente figuur in de Amerikaanse literaire wereld. De titel van de biografie die Edward White in 2014 over hem publiceerde geeft deze positie goed weer: The Tastemaker. Carl van Vechten and the birth of Modern America. Zijn romans zijn nu nog maar in beperkte kring bekend, maar wel is hij nog steeds befaamd om de grote rol die hij heeft gespeeld bij de Harlem Renaissance, de opkomst van de Afro-Amerikaanse literatuur in Amerika. Langston Hughes was een van zijn beste vrienden. Van Vechten hield ook de avant-garde buiten Amerika goed in de gaten. In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog verbleef hij tweemaal als correspondent voor een krant in Europa. In Parijs raakte hij bevriend met Gertrude Stein, in Florence bezocht hij Mabel Dodge, die hij kende uit New York. Zij zou later ook weer met D.H. Lawrence bevriend raken. Van Vechten introduceerde talloze nieuwe talenten bij zijn uitgevers, Blanche en Alfred Knopf. Van Vechten onderhield ook een briefwisseling met de uitzonderlijke Britse schrijver Ronald Firbank. Sommige passages uit The Blind Bow-Boy, zoals het moment waarop een kostschooljongen zijn moeder in vertrouwen neemt, zijn duidelijk door de stijl van Firbank beïnvloed:
A little later, Basil, alone with her, became confidential, sought advice. A Spanish boy, who shared his bedroom, had made a curious request…Should I, mama? Must I?
Do you want to?
No, mama.
Then you don’t have to.
Het privéleven van Carl van Vechten was complex. Hij trouwde twee maal, maar onderhield daarnaast vele homoseksuele relaties. Vanaf de jaren dertig concentreerde hij zich op fotografie. Vooral zijn portretten van schrijvers, dansers en acteurs maakten naam en zijn behalve in musea ook frequent bij biografische artikelen op Wikipedia aan te treffen.
The Blind Bow-Boy opent met een citaat van Catulle Mendès (de favoriete auteur van Léonie van Oudijck): Sommigen zetten een masker op, maar ik lach. De hoofdpersoon van de roman is de jonge Harold Prescott, een aardige maar naïeve jongeman, die zeer beschermd is opgevoed. Hoewel hij welwillend de decadente kanten van New York ondergaat, houdt hij zich preuts afzijdig. Van Vechten beschrijft de verleidingen waar Harold weerstand aan biedt met groot plezier. Een van de meest bijzondere figuren die Harold ontmoet is de Engelse Duke of Middlebottom, wiens devies luidt: A thing of beauty is a boy for ever. Zonder dat het woord ooit genoemd wordt, ademt alles homoseksualiteit aan deze hertog. Zijn hond heet bijvoorbeeld Eskal Vigor, naar de schandaalroman van George Eekhoud. Als Harold hem ontmoet is de hertog net teruggekeerd uit Capri, destijds een save haven voor bemiddelde homoseksuelen. De hertog heeft uitgesproken meningen. Tegen een vriendin zegt hij: ‘Everything one called modern a year or two ago is old-fashioned’ en somt dan een lange lijst met namen op van bekende figuren die volgens hem inmiddels ouderwets zijn. Een greep uit de lijst: Freud, Joyce, Proust, Apollinaire, Chaplin en Dada. ‘Let’s turn back to the great period around 1910 – even a trifle earlier’ is zijn stelling. En daarmee wordt De berg van licht – inmiddels meer dan vijftien jaar oud – niét gedateerd bevonden. Bovendien was de inhoud van de roman minder preuts dan The Blind Bow-Boy, waarin alleen maar decadent gedrag gesuggereerd wordt. Gregory Woods, die The Blind Bow-Boy analyseert in Homintern (2016) zijn nieuwe boek over homoseksuele culturele netwerken, stelt dat de hertog in The Blind Bow-Boy ‘is looking around for a new newness – perhaps something as perversely new as the old.’ Overigens keert Harold uiteindelijk New York de rug toe en reist met de hertog mee naar Engeland.
De berg van licht is later door kenners van decadente literatuur gedegradeerd tot een ongevaarlijk boek. J.P. Guépin vond Couperus bijvoorbeeld te braaf, te burgerlijk en te protestant om zelfs maar een decadent boek te kunnen schrijven. Ook de alom geachte Mario Praz was niet verrukt van De berg van licht en vond bijvoorbeeld Salammbo van Flaubert veel beter. Maar Praz kon geen Nederlands lezen en hij kan het boek dus hooguit in de gecoupeerde Duitse versie gelezen hebben. Van zijn oordeel over Couperus hoeven we ons daarom niets aan te trekken. Ook Van Vechten heeft De berg van licht niet gelezen, maar hij wist het boek wel feilloos te plaatsen en te gebruiken voor The Blind Bow-Boy. Intrigerend blijft natuurlijk waar hij dit werk van Couperus ontdekt heeft en de titel volkomen correct wist te schrijven. New York? Parijs? Florence? Misschien zag hij het boek bij zijn uitgeverij? Hopelijk wordt dat raadsel nog eens opgelost.
Doeke Sijens
Dit is echt een fantastische, ons volstrekt onbekende vondst! Gefeliciteerd!
Het hoe en wat is inderdaad fascinerend en je zet dat duidelijk uiteen. Een enkele speculatieve toevoeging. In, en ik zeg dit op eigen titel, de Nederlandse literatuur & cultuurwetenschap worden volgens mij die genoemde \’homoseksuele culturele netwerken\’ te veel genegeerd. Zo wordt in de uitvoerige studie over ‘The Reception of Oscar Wilde in Europe’ (ed. S. Evangelista 2010) gesteld dat er rond 1900 een heel groot ondergronds ‘receptie-netwerk’ van Wilde bestond dat nimmer meer te reconstrueren valt. Dat betreft dan huiskameropvoeringen (Plasschaert spreekt daar bijvoorbeeld van in zijn ongepubliceerde dagboeken, 1904-1906) van zijn werk en uiteraard vele gesprekken en ontmoetingen. Daar zul je nooit of zelden iets van op papier vinden. Dat die er geweest zijn is vrijwel zeker. Denk aan de vermeende contacten tussen Couperus en Jean Lorrain, Gosse of d’Annunzio, Henry James ook mogelijk (lang verhaal, moet nog ’s uitgezocht worden), Carel de Nerée en Wilde of De Haan en Lord Douglas etc. Je moet vaak tussen de regels door durven lezen hiervoor.
Deze passage is hier een prachtige illustratie van. Maw: Couperus staat hier duidelijk in een regel, maar hij is via allerlei tussenregels hier terecht gekomen. Inderdaad volgens de door Doeke geschetste weg en ook mondeling, via voorgenoemde figuren als James, Wilde, mogelijk Mendes ook trouwens, Lawrence, Mansfield e.d. Zijn homoseksuele reputatie, om het zo te noemen, is hem vooruitgesneld, zijn persoon en oeuvre behoorden tot dat discourse. Daar ga je echter dus geen documentatie van vinden.
In dit geval is er echter nog wel één mogelijk direct lijntje tussen Nederland en U.S. De Nederlandse homoseksuele kunstenaar René Gockinga maakte diverse illustraties voor de Berg van Licht. Zie dit artikel.
http://www.johncoulthart.com/feuilleton/2015/05/18/rene-gockinga-revisited/
Deze tekeningen doken onlangs op in een Amerikaanse privéverzameling. Dat lijkt wonderlijk, maar Gockinga was in ieder geval vanaf 1924 in New York. Mogelijk was hij daar al eerder geweest, dat moeten we nog uit zoeken. Hij moet daar in culturele en literaire kringen verkeerd hebben, en enigszins bekend zijn geweest. In 1929 illustreerde hij in ieder geval The Palette Knife, van Christopher Morley. Het betreft een beperke bibliofiele uitgave dus, zo gaat dat, kenden artiest en schrijver elkaar. Christopher Morley was, voor zover ik dat zojuist even heb kunnen nagaan, een literaire bekende (vriend?) van Van Vechten en kunnen zij beiden via Gockinga (meer) over Couperus en zijn Berg van licht gehoord hebben. Dit is dus speculatief en verklaard ook niet dat van Vechten in 1923 al de Berg noemt. Misschien was er daarvoor al briefcontact?
Tenslotte: het Amerikaanse decadentisme (dat zoals bekend een bijzonder groot homoseksueel discourse bevat) is al net zo moeilijk en met een vergrootglas te vinden als de Nederlandse variant. Oftewel: het is allemaal heel erg underground en amper gedocumenteerd.
Nogmaals: geweldige vondst. We speuren verder en laten weten mochten we iets vinden dat u misschien boeit.
PS: overigens heeft Praz later (1976, lezing) toegegeven Couperus niet op waarde geschat te hebben en hem meer ruimte in the Agony had moeten geven.
PS: er kan ook, wederom speculatief, ook amateur/eigen beheer-vertaling hebben gecirculeerd. Ook niet ongebruikelijk: zo werd in Nederland rond 190 het werk van Jean Lorrain, Rachilde, Colette, Willy, Louys e.d. door een \’obscure\’ uitgever als Bauer & co. uitgegeven. Geen spoor meer van te vinden, doorgaans in geen enkele openbare collectie aanwezig. Ook later, jaren twintig-zestig 20e-eeuw verschenen vergelijkbare uitgaven, die óók van de aardbodem verdwenen zijn. Carel Dinaux vertaalde rond 1920 Walter Pater, maar kreeg niet uitgegeven. Wellicht circuleerde zijn typoscript wel (het bestaat nog ergens). Dat idee.
Dat soort dingen gebeurde natuurlijk ook in U.S. en literaire kringen. De Berg kan best vertaald zijn. Wellicht had Van Vechten het dan wel in zijn roman bij een Engelse titel genoemd (die echter ook wel weer officieel niet bestaat, vandaar de oorspronkelijke vernoeming).
Een opmerking in de absolute marge: Van Vechten en Firbank en de Harlem Renaissance versmelten in één gebeurtenis – het feit dat Van Vechten het voorwoord schreef bij de Amerikaanse editie van Firbanks Prancing Nigger.
Ongetwijfeld communiceerden homoseksuelen rond 1900 mede in boeken, literatuur, ook in een soort privé-boekenclubs. Dat is bijvoorbeeld te zien in de Jaarverslagen van jhr. Schorer, waarin boeken werden gesignaleerd en te koop aangeboden. Die boeken, bijvoorbeeld Het Masker en Anders van Charley van Heezen, stonden dan ook op het vaste boekenplankje bij homo\’s thuis.
Je ziet dat heel mooi in het boek Dayneford\’s Library van James Gifford, met de ondertitel \’American Homosexual Writing 1900-1913\’. De titel van dat boek is ontleend aan een kort verhaal van Edward Prime-Stevenson, Out of the Sun (1913), waarin een reeks boeken wordt opgesomd die bij Dayneford in de boekenkast staan, kennelijk \’coded lavender\’ zoals Gifford het zegt. Bekende schrijvers (Tibullus, Shakespeare, Hafiz, Whitman en Platen) worden gecombineerd met onbekende (Wilbrandt, Mayne, Pernauhm, Vacano), die de homoseksuele lezer kan gaan opsnorren.
Dergelijke opsommingen vind je ook in andere boeken. Zo\’n boekenplank was een vlaggetje, een teken aan de wand dat degene bij wie je op bezoek was, dezelfde persuasie was toegedaan. Dan is het maar een kleine stap naar boeken uitlenen en leesclubs, en voor je het weet speel je er mooi bij op de piano en presenteer je zelfgebakken koekjes. En lijkt het je leuk om een tijdschrift te maken, dat je kunt vullen met boekbesprekingen van, jawel, en gedichten \’coded lavender\’, en zo voort.