Recensie: Ernest Hemingway – Parijs is een feest
Arm en gelukkig in Parijs
Eind juni verscheen Parijs is een feest, de nieuwe vertaling (door Arie Storm) van A Moveable feast. Het boek is een bundel postuum verschenen herinneringen van Ernest Hemingway aan het Parijs uit de jaren twintig toen hij aan het begin van zijn carrière als schrijver stond. Deze nieuwe editie is herzien. Aan een vorige was wat gerommeld met de volgorde van de hoofdstukken door de vierde en laatste vrouw van Hemingway. Nu kunnen we voor het eerst lezen wat Hemingway in de jaren zestig achterliet maar niet voor publicatie geschikt achtte. Vlak voor zijn dood schreef hij aan zijn uitgever dat hij onder andere vanwege het gevaar van rechtszaken wegens smaad af zag van publicatie. Zijn vrouw verstuurde die brief echter niet. Voor een leek in de Hemingwayiana lijkt het niet erg veel uit te maken of je de nieuwe of oude editie leest. Wel is de nieuwe vertaling soepeler.
Parijs is een feest gaat over de jaren waarin Hemingway zijn talent als schrijver ontdekt. Eerder was hij journalist maar die baan zegde hij op om voltijds te kunnen schrijven. Het struinen door de stad (langs Sylvia Beach’s boekhandel Shakespeare & Co), eten en drinken met vrienden, het speelt zich allemaal af tegen de achtergrond van het verlangen te schrijven.
Het was een aangenaam café, warm en schoon en vriendelijk, en ik hing mijn oude regenjas aan de kapstok om te drogen, ik legde mijn afgedragen en versleten vilten hoed op het rek boven de bank en ik bestelde een café au lait. De ober bracht die en ik haalde een notitieboekje en een potlood tevoorschijn uit de zak van de jas en ik begon te schrijven. Ik schreef over vroeger in Michigan en aangezien het een woeste, koude en winderige dag was, was het in het verhaal ook zo’n dag.
Schrijven over schrijven wil wel eens een saai verhaal worden. Niet onder de handen van Hemingway. Met zijn karakteristieke uitgeklede zinnen weet hij het beeld van de schrijver op te roepen dat inmiddels een cliché is geworden trefzeker weer te geven. Parijs is een feest is het portret van de artiest als een jonge man. Een zelfverzekerde bij vlagen arrogante artiest dat wel. Terecht merkt Gustaaf Peek in het nawoord op dat Hemingway niet de indruk maakt dat hem op het gebied van schrijven als twintiger nog iets te leren valt. Hij is omringd door Joyce, Pound en Scott Fitzgerald, maar hij blijft er koel onder. Te koel.
Wat vooral bijblijft van dit halfaffe boek zijn de beschrijvingen van de karige Parijse kamers en etages, de vriendschappen met Ezra Pound en Gertrude Stein. Aangrijpend is het portret van Scott Fitzgerald en zijn Zelda die jaloers en onmogelijk is. Voor Scott Fitzgerald lijkt Hemingway werkelijk sympathie te hebben gehad. Ford Madox Ford en Wyndham Lewis worden weggezet. Zo zou Ford vooral stinken.
Ik had een volstrekt onredelijke fysieke afkeer van Ford die niet eenvoudigweg was terug te voeren op zijn slechte adem, hoewel ik ontdekte dat ik die wat kon matigen door altijd te proberen bij hem niet in de verkeerde windrichting te zitten.
Opmerkelijk hoe vaak Hemingway aanhaalt dat hij in armoedige omstandigheden moet leven maar een bladzijde daarna beschrijft hoe hij gokt, op vakantie gaat naar de bergen of zijn zoontje bij een kindermeisje achter wordt gelaten voor een aantal maanden. Je moet deze herinneringen misschien ook niet lezen als strikt autobiografisch. Hij accentueert de opoffering aan het nog prille begin van zijn carrière. Volgens Peek moeten we bedenken dat toen Heminway over Parijs schreef ‘hij vroegtijdig oud [was], depressief en ook nog lichamelijk ziek en had hij in twintig jaar tijd weinig gepubliceerd. Al jaren schermde hij met megalomane projecten, die allemaal maar niet af leken te komen.’
Het Parijs dat Hemingway in Parijs is een feest beschrijft is een Parijs dat al niet meer bestond toen hij het beschreef. Het is een gemoedelijk Parijs. Onschuldig. Waar de geiten nog door de straten liepen. Een Parijs met de sfeer van een dorp maar met de cultuur van een wereldstad. Niet verwonderlijk dat deze herinneringen na de aanslagen in Parijs een bestseller werd. De kleinzoon zegt in een voorwoord dat tussen de titels die Hemingway zelf had bedacht onder andere ‘The early eye and the ear (How Paris was in the early days)’ stond, op te vatten als een verwijzing naar het ontluikende schrijverschap, een niet heel mooie maar misschien toch een treffender titel dan A Moveable feast.
Rieuwert Krol
Ernest Hemingway – Parijs is een feest. Vertaald door Arie Storm. Met een nawoord van Gustaaf Peek. De Arbeiderspers, Amsterdam. 254 blz. € 18,98.
Gustaaf Peek vergist zich in zijn nawoord. Tenminste, als we Hemingways goede vriend AE Hotchener mogen geloven in Hemingway in Love. Daarin staat dat het merendeel van de schetsen in A Moveable Feast in een koffer zat die Hemingway in het Ritzhotel in Parijs had achtergelaten. Jaren later vond de uitbater de koffer terug en retourneerde de inhoud aan Hemingway. Het overgrote deel van A Moveable Feast schreef Hemingway dus al in de jaren dertig. Enkel het laatste hoofdstuk schreef hij volledig toen hij al vroegtijdig oud en depressief was.
Uit de inleiding van \’Parijs is een feest\’ blijkt juist dat die koffer in 1928 was opgeslagen. Hemingway kreeg hem in 1956 terug en begon een jaar later met het uitwerken van wat uiteindelijk \’A Moveable feast\’ zou worden.