Reportage: Vertrouwd festival Het Tuinfeest met drooggelegde dichters
Vorige week plaatste poëziefestival Het Tuinfeest een oproep op Facebook: voor één van de tuinen zochten ze een stuk tapijt om het knerpen van het grind tegen te gaan. Trouwe bezoekers van het festival te Deventer weten dan dat het om de Avicennatuin gaat, maar ook de mensen die dit jaar voor het eerst op het festival waren kwamen daar snel achter. Dat kwam niet doordat voordrachten werden verstoord, maar door de vrijwilligers die er vriendelijk op wezen en tijdens voordrachten publiek even stilhielden totdat er een korte pauze viel. Kortom: het Tuinfeest begon vertrouwd.
Het festival begon zelfs met de beste optredens van deze editie. Frank Koenegracht hield een fantastische voordracht waarin een reeks gedichten voorbij kwam waarin het dementeren van een vader werd beschreven aan de hand van wolken en de afbeeldingen die je daarin kan herkennen. Ook een moeder kwam aan de orde in een gedicht over zwanen die ’s avonds door de thuiszorg bij zieken in bed worden gelegd. Een kwartier later toonde Rodaan Al Galidi nogmaals definitief te zijn doorgebroken. De Iraakse dichter uit Zwolle voerde in een gedicht Mulisch, Reve en Hermans die tegen de instanties achter literaire prijzen scanderen en riep mensen op zijn bundel Koelkastlicht te kopen. Zijn uitgever had namelijk beloofd dat de tweede druk een mooiere omslag zal krijgen. De mensenmassa die Al Galidi trok ging daarna zo massaal naar de voordracht van Judith Herzberg dat ondergetekende de tuin niet meer in kon. Herzberg hield de organisatie nog even in spanning aangezien ze vrijdag van de trap was gevallen en daarvoor naar het ziekenhuis moest. Het publiek zag zo te horen dat het goed was en verspreidde zich daarna over de vijf podia.
Die podia vormen al jaren het hart van Het Tuinfeest. Alle optredens (met uitzondering van de muzikale acts en interviews) duren een kwartier en doordat de dichters vaak meermaals optreden heb je mogelijkheden genoeg om een groot deel van het programma te zien. Nieuw was dit jaar dat de Deventer stadsdichter Johanneke ter Stege in één van de tuinen het programma mocht samenstellen en dat leidde ertoe dat ze het festivalpubliek een heel gevarieerd programma aanbood. Joost Oomen maakte indruk met een goede voordracht, kreeg veel respons op Een blok cement op zolder vinden en sloot af met een gedicht over zijn moeder die bang is voor mannen met snorren en baarden. Kees Spiering droeg mooi werk voor waarin een opa met een baard van ijzerdraad en een oom van 81 de revue passeerden. De aankondiging dat we volgend jaar zijn verzamelde werk mogen verwachten was ook goed nieuws.
Familieleden doken niet alleen op in de poëzie van Koenegracht, Oomen en Spiering. Kira Wuck dichtte over een vader die een relatie krijgt met een Afrikaanse bodybuildster en Ingmar Heytze sprak over vaders die ’s nachts proosten met de babyfoon. Koos Terpstra sprak ook uitgebreid over de achtergrond van zijn moeder en hoe dat hem inspireerde. Helaas levert dat niet echt spannende poëzie op en lijkt het meer een persoonlijke uitlaatklep voor de regisseur en toneelschrijver. Een optreden om snel weer te vergeten.
Gelukkig begint direct na Terpstra de voorstelling Sprook. Dichter Martijn Holtslag vertelt een grimmig sprookje over een muzikant die ontvoerd wordt om op te treden op het feest van een vrek. Diens wraak is echter zoet en de meeste mensen in het verhaal leven niet lang en gelukkig. Holtslag heeft duidelijk ervaring met het spelen in een band en zo werd het een mooie show van een band die qua uitstraling en enthousiasme niet zou misstaan als afsluitende act.
Het Tuinfeest was ook het toneel van de presentatie van Duetten, de bundel die Erik Jan Harmens en Ilja Leonard Pfeijffer samen schreven. Met zichtbaar plezier dragen ze voor op het podium bij het Klooster. Dat plezier zie je ook in de gedichten als Harmens het stokje overneemt van Pfeijffer en vulkaan op banaan laat rijmen. De actualiteit valt ook op: terrorisme en de Brexit duiken op en beide dichters schrijven over het laten staan van de drank. Pfeijffer weet zich geen raad met de consumptiebonnen en een regel later bestelt Harmens een ‘…een bar le duc bruisend bij mijn bar le duc plat’.
Na achten wordt het drukker rondom het klooster waar de bekendere namen optreden en in de andere tuinen wordt het juist wat rustiger. In de Archieftuin kunnen we genieten van een mooi optreden van Han van der Vegt die een gedicht van tien minuten uit het hoofd voordraagt. Van der Vegt neemt het publiek mee op reis door zijn werk dat zich buiten de tuinen in de ruimte afspeelt. Een ruimte waar Bart Chabot weer met planeten jongleert als we zijn gedicht over drugsgebruik letterlijk zouden nemen. Het verschil tussen de podia komt het duidelijkst naar voren bij Ellen Deckwitz in de intieme Athenaeumtuin windt ze het publiek om haar vingers en luistert iedereen ademloos naar haar gedicht over Joost Zwagerman en het ijzersterke ‘Ze vonden iets in de longen van Arno’s moeder’ waarin ze waarneemt hoe onder vrienden steeds vaker ouders overlijden naarmate je ouder wordt. Bij het Klooster moet iemand uit het publiek om stilte schreeuwen (en gelukkig luisterde toen iedereen) voordat ze kan beginnen met voordragen en het publiek naar haar hand zet.
Het Tuinfeest zal niet snel de koers veranderen. Sommige dichters traden er al veelvuldig op en door de toevoeging van Ter Stege als gastprogrammeur kon het publiek ook kennismaken met dichters die hun debuut op het Tuinfeest beleefden. Ik ben benieuwd of er volgend jaar een tapijt in de Avicennatuin ligt.
Maarten Praamstra