Recensie: Denis Johnson – Jezus’ zoon
Een waarachtig verslag van zelfdestructie
De Amerikaanse schrijver Denis Johnson (1949) was bijna tot aan zijn dertigste verslaafd aan drugs en alcohol, nadat hij al op zijn negentiende was gedebuteerd als verdienstelijk dichter. Pas na het totaal afzweren van de ‘geestverruimende middelen’ in 1983 kwam zijn carrière goed op gang met romans, toneelstukken en de zojuist heruitgegeven roman in verhalen Jezus’ zoon uit 1992, zijn bekendste werk naast de roman Een zuil van rook, waarmee hij de National Book Award won.
De naamloze hoofdpersoon, zeg maar de zoon van Jezus, is een aan heroïne en alcohol verslaafde jongeman die zijn omgeving als een schrijver absorbeert en verteert. Haarscherp ziet hij de pijn van het doorsneeleven om zich heen, al realiseert hij het zich niet echt. Hij komt overal mensen tegen die net zo vervreemd zijn als hijzelf. De verschoppelingen van de aarde. Geen wonder, een mens zoekt gelijkgestemden. Teksten die direct aansluiten bij de ervaringen van de schrijver hebben een grote kans om sterk te zijn. De schrijver die zijn eigen gemoed uitstort, maar dan wel, zoals in het geval van Jezus’ zoon zo puur mogelijk. Doorleefd maar ontdaan van onnodige opsmuk. Mooi door de ruwheid, het poëtische van het ongepolijste. De schrijver die durft af te dalen naar zijn eigen diepste krochten en daar ogenschijnlijk onbewogen over rapporteert.
Tegelijkertijd zijn de verhalen, de hoofdstukken eerder van de zoektocht van de hoofdpersoon, rond, helemaal af, meestal voorzien van een kleine twist aan het eind. De zoon van Jezus, het ene moment verlicht, onder invloed, vol begrip van de wereld, van het immens jammerlijke van het bestaan, het andere moment ongewild nuchter, in de war, niet wetende wat droom is, wat werkelijkheid. Beide gemoedstoestanden zijn zo kraakhelder beschreven, bijna uitsluitend als pure constateringen. Maar juist door die ongekunstelde afstand komen ze voor de lezer heel dichtbij.
De geschetste scènes, de ‘zondaars van de wereld’ die langsparaderen zijn waarachtig. Johnson moet in soortgelijke situaties hebben verkeerd, moet dergelijke ontmoetingen hebben gehad, heeft nadrukkelijk door het moeras van de verslaving geworsteld. Hij stond aan de zelfkant, maar heeft dat evengoed als een toeschouwer weten te bewaren voor zichzelf, voor later, als een medicijn, een overlevingsmechanisme.
‘Er is niets met me aan de hand’ – het verbaast me dat die woorden uit mijn mond kwamen. Maar ik heb altijd de neiging gehad om te liegen tegen artsen, alsof een goede gezondheid voornamelijk bestond uit het vermogen hen voor de gek te houden.
Je voelt dat elke zin, elk woord echt is. Johnson is geen praatjesmaker, geen verhaaltjesverteller, maar een geschiedschrijver van een bepalende periode in zijn leven, van een tijdgeest. Bij alle protagonisten is er een sprankje hoop aanwezig. Er is altijd wel iets dat hen gaande houdt. Ergens wil eenieder het leven tot een goed einde brengen. Daartoe trekken ze naar elkaar, worden ze elkaars hond in een wereld waarin nog meer dan de in de ‘burgermaatschappij’ het ieder voor zich is. Gedeelde smart is halve smart. De dood is soms niet veel meer dan een gegeven. Het noodlot aan het werk. Een ‘vriend’ heeft met een klusje net zoveel heroïne verdient als de hoofdpersoon, maar hij heeft geen vriendin waarmee hij het moet delen.
De mensen die bij hem waren, allemaal vrienden van ons, controleerden zijn ademhaling door nu en dan een zakspiegeltje onder zijn neusgaten te houden. […] Maar na een tijdje vergaten ze hem, en zijn ademhaling stopte zonder dat iemand het in de gaten had. Hij ging gewoon onder. Hij stierf. Ik leef nog.
Jezus’ zoon is een waarachtig verslag van zelfdestructie, van het opofferen van je gezondheid. Misschien omdat je paradoxaal genoeg alleen op die wijze het bestaan kunt verdragen, dat de zelfkant, de verdomhoek de enige plek is in de wereld die je daadwerkelijk toebehoort. In het hoofdstuk ‘Smerig huwelijk’ zit eigenlijk alles verpakt. De gang naar een abortuskliniek, de evangelisten die voor de deur protesteren en de onzaligen met wijwater besprenkelen. Na afloop voelt de vader het spook van het geannuleerde leven. Net zoals hij zijn eigen leven eigenlijk al geannuleerd heeft. Waar hij ook kijkt, ziet hij plotseling zichzelf. Een moment van inzicht. In het slothoofdstuk gaat de zoon van Jezus werken in een bejaardentehuis vol met zonderlingen. Een gloedvolle vertelling over twijfel, over de verbazing dat er toch een plek is voor mensen zoals hij ondanks dat hij soms nog stemmen in zijn hoofd hoort, dat de wereld ‘smeult aan de randen’.
Guus Bauer
Denis Johnson – Jezus’ zoon. Vertaald door Rob van Erkelens. De Bezige Bij, Amsterdam. 172 blz. € 18,90.