Recensie: Claudia Piñeiro – De goedheid van vreemden
Waarom verlaat je je kind?
Waarom verlaat je je kind? Die vraag stelt Claudia Piñeiro centraal in haar roman De goedheid van vreemden. Met de keuze voor de thematiek in De goedheid van vreemden ze begeeft zich op gevaarlijk terrein. Het thema is zwaar, beladen en makkelijk te dramatiseren.
Ik begrijp het allemaal.
Wat ik niet kan begrijpen, of ik deze geschiedenis – mijn geschiedenis – nu één, honderd of duizend keer opschrijf, is waarom mijn moeder me in de steek heeft gelaten.
Waarom mijn moeder, nadat we dit alles samen hebben doorgemaakt, op een dag is weggegaan en niet meer is teruggekomen.
Piñeiro deelt haar roman op in drie delen, te weten ‘Bewerkt logboek: teruggaan’, ‘De goedheid van vreemden’ en ‘Boston’. Ze vertelt het verhaal van Mary, de moeder die haar zoon in de steek liet. In het eerste deel is Mary op weg naar Argentinië om een school te beoordelen. Haar man Robert regelde dit vlak voor haar overlijden. Al snel wordt duidelijk dat Mary’s reis niet louter gepland is om de school te beoordelen. Ze keert terug naar haar oude woonplaats. Het is de plaats waar ze twintig jaar eerder haar man en haar zoon verliet met de bedoeling nooit meer terug te keren. Nu, twintig jaar later, keert ze terug om haar verhaal op te schrijven. Wanneer ze op de betreffende school Federico ontmoet, ontdekt ze dat ze oog in oog staat met haar zoon. Hij laat een brief achter met zijn verhaal. Het vormt de uitnodiging voor haar verhaal.
Nog voor de lezer goed en wel doorheeft hoe de situatie in elkaar steekt, confronteert Piñeiro dezelfde lezer met een ongekende hoeveelheid drama. Vanaf de eerste bladzijde lijkt de, dan nog onbekende, vrouw te zwelgen in zelfmedelijden:
Want over de pijn kan ik alleen op die manier vertellen. Over de pijn, het hartzeer, de vlucht, het gevoel in duizend stukjes uiteengevallen te zijn, die nooit meer gelijmd kunnen worden, de verre blik, het in de steek laten, het mezelf verwaarlozen, de littekens, over al die dingen kan ik alleen in de eerste persoon vertellen.
Daarbij hanteert Piñeiro in het eerste deel een zeer beschrijvende schrijfstijl, vol overbodige details, ellenlange bijzinnen en een chronisch gebrek aan dialoog. Ze bemoeilijkt niet alleen het lezen hierdoor, maar creëert ook een gapend gat tussen de lezer en Mary. Elke vorm van sympathie ontbreekt, iets wat door de inhoud – de overkill aan zelfmedelijden – versterkt wordt. De enige vorm van spanning die Piñeiro weet aan te brengen door de mysterieuze ‘hem’ naar wie Mary op zoek is veelvuldig te benoemen werkt averechts: Piñeiro benadrukt de ‘hem’ zo erg dat het de lezer gaat irriteren. Een welkome afleiding in Mary’s gedachtestroom vormen de passages over de spoorwegramp. Piñeiro onderbreekt Mary’s verhaal op diverse plaatsen met een steeds uitgebreider en goed opgebouwd stuk over deze ramp. Eerder beschreven passages worden aangevuld met nieuwe woorden en vrijwel direct blijkt de essentie van dit verhaalgedeelte: het vormt de reden voor haar vlucht.
Met de brief van zoon Federico en het bijbehorende dialoog doorbreekt Piñeiro haar tot dan toe ronduit onaantrekkelijke verhaal. Deze broodnodige stijlbreuk leidt het tweede deel van het boek in en onthult een beetje waarom Piñeiro zo gewaardeerd wordt in haar eigen land. In het tweede deel laat ze de zelfmedelijdende toonzetting meer los en focust zich eindelijk op het verhaal van Mary. Met herkenbare beelden trekt ze de lezer Mary’s verhaal in en creëert ze sympathie: ‘Alleen ‘Pieppiep dood papa mama’ was al voldoende om te concluderen dat ons kind hoogbegaafd was, dat hem een schitterende toekomst te wachten zou staan, en dat hij zou uitblinken te midden van de onafzienbare kinderschare op de wereld’. Alle onnodige details en overbodige bijzinnen verdwijnen van het toneel en een aantrekkelijk geschreven verhaal ontstaat. Realistische dialogen en goed beschreven gedachtegangen sieren dit deel van het boek. Langzaam weet Piñeiro de lezer te overtuigen van Mary’s beklemmende situatie en rechtvaardigt ze Mary’s op het oog onbegrijpelijke beslissing.
Met een ronduit voorspelbaar einde sluit Piñeiro Mary’s verhaal af. De goedheid van vreemden brengt niet wat het had kunnen brengen. Bij vlagen toont de schrijfster haar ware talent in mooi gevormde dialogen en beschrijvingen. De goedheid van vreemden blijft vooral afstandelijk en overgedramatiseerd.
Marloes Otten
Claudia Piñeiro – De goedheid van vreemden. Vertaald door Eugenie Schoolderman, Atlas Contact, Amsterdam, 268 blz. € 21,99.