Column: Coen Peppelenbos – Sleutel
Sleutel
Ik kocht een half brood, draaide toen ik het huis inkwam de sleutel in het slot, die er halverwege uitgleed en sindsdien zit ik opgesloten. Het slot zit muurvast en er is geen beweging in te krijgen. Op Facebook stromen de tips binnen, maar uiteindelijk heb je gewoon een slotenmaker van vlees en bloed nodig. Een callcenter (‘Kunt u uit het raam stappen?’ ‘Dat kan wel, maar dat is op één hoog geen fijne optie.’) verbindt mij door met slotenspecialist Eringa, die helaas eerst een andere ongelukkige moet helpen.
Zo zit ik opgesloten in mijn eigen huis. Het verschilt niet veel van de afgelopen weken die ik in Den Haag doorbracht waar ik aan de eindversie van mijn roman schreef. Gordijnen dicht en tikken. Deze ochtend werk ik nog aan de allerlaatste bladzijden. Een van de dogma’s van Kees van Kooten is ‘Schrijven is net zo lang blijven zitten tot het er staat.’ In al zijn simpelheid is dat misschien wel de meest rake definitie van het schrijfproces. De opsluiting werkt bij mij, want aan het einde van de ochtend stuur ik mijn manuscript naar de uitgeverij. Ik gedij in situaties met deadlines en dwang. Zo werd ik ooit door Wolters-Noordhoff opgesloten in een hotel in Haren, weinig idyllisch gelegen aan de A28. De schoolmethode moest klaar zijn voor het nieuwe studiejaar en ik kwam de kamer niet af, behalve voor het diner en het ontbijt. Af en toe kwam er een auteur van de methode langs voor overleg, maar voor de rest van de dag zat ik achter een computer te tikken. Mocht ik ooit in de gevangenis belanden, wees dan beducht voor een volumineuze trilogie.
Pauline Sparreboom sloot zich onlangs op in een torenkamer in het Vondelpark om een verhaal te schrijven. Hoog genoeg om afgeleid te worden door de mensen buiten die vakantie vieren terwijl zij moet werken. Arjan Hut en Ernest van der Kwast schreven ooit in een brugwachtershuisje, maar dan loopt de wereld wel continu langs je ramen. Ik ben klaar, de gordijnen kunnen open, ik wil de wereld weer in. Ik wacht tot Eringa mij redt.
Coen Peppelenbos
Deze column stond eerder in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 20 augustus 2016.