Recensie: Charles Baudelaire – Zwarte Venus
Altijd wat
Het zal lastig zijn om in de negentiende eeuw een grotere dichtersnaam te vinden dan die van Baudelaire, wiens Les fleurs du mal (1857) tot in onze tijden doorvibreert. Een kloeke bundel die wordt voortgedreven door een hang naar schoonheid en het onvermijdelijke besef dat mocht die al bestaan, het bederf zit ingebakken. De verdoemde dichter was geboren, die in zwartgallige verzen zijn ziel en zaligheid in het gezicht van de lezer smeet. Meteen een schandaal ook, want aantasting van de goede zeden. Uiteindelijk verbood de rechter zes verzen, die vervolgens in België verschenen.
In de tuin van de Nederlandse letteren maakte Baudelaire aanvankelijk weinig indruk, de domineesdichters waren immers de verpersoonlijking van de goede zeden die hij aan zijn laars lapte en de Tachtigers liepen een eeuw achter, dus die zouden als ze tijd van leven hadden gehad pas rond 1950 aan hem zijn toegekomen, en hoewel Kloos een dappere poging heeft gedaan, moest hij toch in 1938 de handdoek in de ring werpen.
Latere generaties hadden wel oog en oor voor Baudelaire, maar het duurde nog tot 1946 vooraleer de eerste volledige vertaling verscheen, De bloemen van den booze, door Vlaming Bert Decorte. Daarna bleef het, terwijl het land zuchtte onder zijn eigen culturele revolutie, lang stil rond de bundel. Pas toen de soixantehuitards wat waren uitgeraasd kwam in 1986 Menno Wigman met een kleine – je kunt niet voorzichtig genoeg zijn – selectie. Toen die niet leidde tot de ondergang van de wereld verschenen in 1995 maar liefst twee vertalingen van de complete bundel, door Petrus Hoosemans en Peter Verstegen. Die – leuke bijkomstigheid – in de media modder naar elkaar gingen smijten. Altijd wat. Alsof dat nog niet genoeg was vertaalde Jan Pieter van der Sterre in 2010 De mooiste van Baudelaire.
Claes gaf zijn bloemlezing de titel Zwarte Venus mee, een verwijzing naar Baudelaires’s POC-vriendin Jeanne Duval (over wie Jack MacManus in 2013 een roman publiceerde met dezelfde titel, maar dan in het Engels). De gedichten die hij koos gaan dan ook in meerderheid over seks en zoals dat bij Baudelaire gaat dood en verderf. Juist door de selectie die hij maakte ontstaat een zekere eenheid, die minder pregnant aanwezig is in de drie verschillende versies van de oorspronkelijke bundel.
Van de zes verboden verzen vertaalde Claes alleen ‘Les Bijoux’, als ‘De juwelen’, acht kwatrijnen klassieke geilbekkerij over Duval, met passages als ‘Mijn liefste liep zoals mijn hart verlangde naakt: / Zij mocht alleen haar klinkende juwelen dragen’ en ‘Haar rossig bruine huid deed haar blanketsel blozen.’
Bij Baudelaire is alleen de inhoud vernieuwend, de vorm is traditioneel, met rijm en kloppend metrum, en dat maakt het ook voor een door de wol geverfde en zeer kundige vertaler als Claes soms lastig, want vindt maar eens een vertaling die zowel inhoudelijk klopt als metrisch en dan ook nog eens op de juiste plekken rijmt. Aan de andere kant kun je als kaaskop nog zo overtuigd zijn van je kennis van het Frans, subtiliteiten ontgaan je toch. Daarom is zo’n tweetalige editie juist zo handig, zeker ook omdat Claes beknopte noten heeft toegevoegd, die de koper van het boek er gratis bij krijgt.
Enno de Witt
Charles Baudelaire – Zwarte Venus; vijf gedichten uit Les fleurs du mal. Vertaald, ingeleid en toegelicht door Paul Claes. Athenaeum – Polak & Van Gennep, Amsterdam. € 17,50.