Nieuws: Marja Pruis over Joost de Vries ‘het vlaggenschip van zijn generatie’
Eergisteren werd bekend dat Marja Pruis op de shortlist stond van ECI Literatuurprijs. Enkele twitteraars vonden het wel apart dat Joost de Vries, die door de week recht tegenover Marja Pruis aan het bureau bij De Groene Amsterdammer zit een naaste collega nomineert. Een nominatie van een boek, Zachte riten, dat opgedragen is aan ene Joost. Maar misschien is Joost Zwagerman bedoeld.
Ter vermaak: vorig jaar was Joost de Vries gastschrijver bij Rijksuniversiteit. Hij nodigde voor zijn eerste openbare lezing in september Marja Pruis uit, die hem mocht inleiden en later interviewen. Enkele hoogtepunten uit haar introductie:
Goedenavond. Ja, aan mij dus de dienstbare en eervolle taak om Joost de Vries nader bij u te introduceren. Ik ga wat wapenfeiten over hem vertellen. Ja, wat is relevante informatie over hem? Ik ga beginnen met te zeggen dat Joost echt van ver komt. En dan bedoel ik zowel fysiek als mentaal. Hij is geboren in Heerhugowaard, in Noord-Holland, een klein plaatsje onder de rook van Alkmaar in 1983. Hij volgt een opleiding aan de School voor Journalistiek in Utrecht en studeerde geschiedenis, eveneens in Utrecht. Tien jaar geleden begon hij te schrijven voor De Groene Amsterdammer nadat hij stage had gelopen op de redactie. En op weg hiernaartoe, toen we aangekomen waren in Groningen, hadden we het erover, de periode dat Joost stage liep. Ik was het eerlijk gezegd vergeten, maar Joost schrok nergens voor terug, dat kon ik me wel herinneren, maar hij heeft onder andere toen ook geschreven over Groningen, over gemeenteraadsgedoe, SP die ging samenwerken met de PvdA, of juist niet, ik weet niet meer wat, maar in ieder geval Joost was van vele markten thuis en dat was meteen wel zijn handelsmerk. Dat is het ook gebleven. In 2007 trad hij toe tot de redactie. Hij werd in eerste instantie kunstredacteur, maar sinds een jaar of wat is hij medechef, samen met mij, van de boekenbijlage van De Groene Amsterdammer, beter bekend onder de naam, door Martin van Amerongen bedacht, ‘Dichters en denkers’. Hij schrijft over Nederlandse literatuur, recensies en essays, over film en televisieseries. Hij schrijft over actuele culturele verschijnselen en over historische figuren, over Amerikaanse schrijvers en over sport. Op het moment werkt hij aan een serie over eminente geschiedwetenschappers. Naast zijn werk voor De Groene, schrijft hij verhalen voor Das Magazin, het jongste en meest succesvolle literaire tijdschrift in Nederland, of misschien moeten we zeggen in Amsterdam.
[Volgt een opsomming van literaire werken met nominaties en prijzen.]
Nou, dat is allemaal nogal wat. Ik overdrijf in niks, denk ik, als ik objectief vaststel dat Joost de Vries de jeune premier van de Nederlandse letteren is. Hij is het vlaggenschip van zijn generatie. Hij roept, zoals het hoort voor iemand van zijn faam en aanzien en gigantische productie, bewondering en jaloezie op. Ik werk nu de volle tien jaar met hem samen, zit recht tegenover hem, met onze computers tussen ons in. Ik geloof niet dat ik hem echt ouder heb zien worden, wat dat betreft snap ik het thema [Testament van mijn jeugd, red] ook wel, misschien rijper denk ik dan maar. Iedere dag moet hij verzoeken van zich afslaan, van Heel Holland bakt tot Nieuwsuur, van fotosessies voor de Elle tot aan de Quote. Gelukkig laat Joost zich graag in kleding hijsen en schrikt hij niet terug voor een fotoreportage. Heel soms maakt hij een uitzondering, zoals onlangs voor De slimste mens en nu voor de Rijskuniversiteit van Groningen.
Hij gaat er prat op dat schrijven voor hem, in tegenstelling tot veel andere schrijvers, geen bezoeking is, maar een feest. Hij stelt zich te weer tegen een traditie waarin romanpersonages autistisch dan wel onthand door het leven gaan; hij geeft de voorkeur aan personages die wat kunnen en zich schmierend, liegend, dansend en liefhebbend door het leven slaan. Hij houdt van helden en is er niet vies van de grootste held in zijn werk zijn eigen naam te geven. Is het een behendig literair spel dat hij speelt of is hij een naïeveling met grootheidswaanzin? Hij is in ieder geval de enige schrijver die ik ken die zonder in lachen uit te barsten kan zeggen: ‘Ik maak geen deel uit van het debat, ik ben het debat!’ In zijn werk geeft hij de indruk hyperpersoonlijk en direct te zijn. Wat trouwens nog best vreemde situaties in interviews heeft opgeleverd, maar daar komen we misschien ook straks nog over te spreken, maar dat komt dus deels omdat hij er niet voor terugschrikt om zijn eigen naam in zijn werk te gebruiken. Tegelijkertijd is het niet vreemd dat hij onlangs werd uitgeroepen tot de meest enigmatische schrijver van Nederland. Hij is benaderbaar en in balans. Hij is glad gekapt en goed gekleed. Hij is bijna to good to be true.
Wie de hele avond inclusief rede van Joost de Vries en diepte-interview door Marja Pruis wil naluisteren kan hier terecht.
Het lijkt alsof er door mensen conclusies worden getrokken zonder dat de feiten überhaupt bekend zijn. Het is toch net zo goed mogelijk dat een ander jurylid Marja Pruis haar boek heeft genomineerd, en Joost de Vries dit enkel zijn goedkeuring heeft gegeven?
Veel geklaag en nooit oplossingen. Het is toch niet zo moeilijk om een soort ombudsman voor literaire prijzen in het leven te roepen en die stemrondes op te nemen? Dan is snel duidelijk genoeg of er sprake is van vriendjespolitiek. Je zou ook eens kunnen gaan denken aan een soort rijbewijs voor juryleden.
Ik vind \’alle ophef\’ rond Pruis\’ nominatie tamelijk onzinnig. Enkele gedachten over De Zaak ECI/\’15-\’16:
– Wie zeg mij dat Joost de Vries niet de enige was die tegen Pruis\’ nominatie protesteerde? Theoretisch niet onmogelijk.
– Als dit zo\’n vanzelfsprekende misstand is, waarom is hem dan bij zijn aantreden als jurylid geen lijstje met verboden boeken overhandigd?
– Kennen we van elk jurylid de aard van zijn of haar relatie met iedere groslijstauteur?
– Kennelijk is Joost de Vries alleen een goed jurylid als hij Marja Pruis niet nomineert. Maar stel dat hij dat zou hebben gedaan, hadden we hem dan niet juist kunnen verwijten wat hem nu wordt aangerekend? In dat geval zou hij toch zijn persoonlijke band met Pruis hebben laten prevaleren boven het Zuivere Literaire Oordeel? Is het anders misschien een idee om volgend jaar juryleden uit andere, niet aan \’de literatuur\’ verbonden beroepsgroepen te halen? Ik denk aan de bouw, de VVD, het Nederlands Collectief Van Groenteboeren, kortom, eigenlijk iedereen buiten de literaire wereld.
– De jury bestaat uit meer mensen dan Joost de Vries alleen. Met de verdachtmakingen van De Vries diskwalificeer je ook de overige juryleden. Je neemt ze op z\’n minst niet bijzonder serieus. (Overigens is er één jurylid dat er vaak veel aan doet om niet heel serieus te kúnnen worden genomen, maar ach, soms moet je iemand, wederom, het voordeel van de twijfel geven).
Hier laat ik het maar even bij. Overigens heb ik de antwoorden natuurlijk ook niet. Wat ik wel weet is dat er aan een dergelijk jurysysteem altijd al haken en ogen hebben gezeten. Hoe vaak gebeurt het niet dat jury\’s van bijvoorbeeld schrijfwedstrijden in hun rapport te kennen geven even geen zin te hebben gehad in sombere verhalen. Tja, daar sta je dan met je ietwat pessimistisch getoonzette meesterwerk. Je zult het altijd zien, heb je net een instant moderne klassieker geschreven over de avonturen van een aardappelgratin in een midlifecrisis, geeft de juryvoorzitter doodleuk aan vanwege serieuze zorgen over zijn veertigersbuikje onlangs alle koolhydraten te hebben afgezworen. Dan is het meteen duidelijk dat in elk geval jouw zorgvuldig uitgedachte pieperplot hem in het verkeerde keelgat is geschoten.
Reageer onder je volledige naam, a.u.b., er lopen zoveel Coenen rond hier. \’Alle ophef\’ is inderdaad wat overdreven. Tzum reageerde juist omdat er zo weinig ophef was en wij beschouwen het een beetje als onze taak om af en toe te laten zien hoe de lijntjes binnen het literaire veld lopen.
Ik ben overigens voor een zo groot mogelijk transparantie op dit gebied. Ik zou het ook niet slecht vinden als jury\’s wat breder zou worden samengesteld dan nu het geval is. Geen groenteboeren, maar onafhankelijke boekhandelaren, literatuurwetenschappers, bibliothecarissen die lezen (ze schijnen nog te bestaan), bloggers en daarnaast ook nog een losse criticus uit de oude media (en dan niet iemand die louter juichrecensies schrijft of iemand die vergeet om de boeken te lezen die ze bespreekt zoals het geval is bij twee juryleden dit jaar).
Of Joost de Vries geprotesteerd heeft weten we niet, of hij zelf kanttekeningen maakte bij zijn positie ook niet, maar het zou goed zijn om in ieder geval te noemen dat iemand je naaste collega is en dat het boek aan jou is opgedragen. Net doen of er niks aan de hand is, heeft dit soort berichten tot gevolg.