Column: L.H. Wiener – Uilen
Uilen
Als ik de zoekmachine van mijn computer mag geloven werd Pablo Picasso bij de burgerlijke stand als volgt ingeschreven: Pablo Diego José Francisco de Paula Juan Nepomuceno Maria de los Remedios Cipriano de la Santísma Trinidad Ruiz y Picasso. Een naam, kortom, als een in het Spaans gestelde proclamatie, de aankondiging van de geboorte van een groot en veelzijdig man, een duivelskunstenaar, die kon maken wat hij wou. En dat ook deed, al geldt voor mij persoonlijk dat hij dat af en toe misschien beter niet had kunnen doen.
Picasso’s status als revolutionair kunstenaar is onaantastbaar, en aangaande het snobappeal van zijn schilderijen wordt hij vermoedelijk alleen nog overtroffen door Vincent van Gogh en Andy Warhol, wiens credo luidde: Art is what you can get away with.
Er bestaat een foto van Picasso waarop hij zit afgebeeld met een uil, een echte Franse steenuil. Een petite chouette. De kleine vogel rust in de kom van zijn linkerhand, die weer op de rugleuning van een houten stoel steunt. De foto is vermoedelijk genomen in een onverwarmd atelier, want de kunstenaar draagt een jas van zware stof en een wollen sjaal. Het is een prachtig dubbelportret, waarbij Picasso met precies mijn ogen strak in de lens kijkt. Hij is ook net zo kaal als ik en heeft vergelijkbare flaporen, maar een nog grotere overeenkomst hier tussen hem en mij is de uil.
Er bestaat namelijk een foto genomen in Zandvoort toen ik vijftien was, waarop ik sta afgebeeld met de uil Nestor op mijn door een handschoen bedekte pols, een bijna volwassen ransuil, eerder met enige aarzeling uit het nest gehaald op het terrein van de Kennemer Golf en Countryclub en vervolgens met onzeker enthousiasme groot gebracht.
Het uiltje van Picasso zit er enigszins suf bij en kijkt schuin naar boven. Het straalt iets onmachtigs uit, alsof Picasso de klauwtjes van de vogel tussen zijn vingers stiekem vastklemt om wegvliegen te voorkomen en zo de indruk wekt dat de kleine roofvogel het bij hem zo prima naar zijn zin heeft. Of mijn verdenking terecht is zal nimmer bekend worden, maar getuige zijn werk was Pablo wel een man die de werkelijkheid graag naar zijn hand zette.
Nestor zit op mijn linker pols, met om zijn poot een lange ketting, die in de toenmalige werkelijkheid bestemd was voor een gootsteenstop en die in lange lussen van mijn rechterhand neerhangt. Alles veel te zwaar. Oh, traag verstand, een leren veter was genoeg geweest!
Over hoe Picasso en zijn petite chouette tot elkaar zijn gekomen bestaan verschillende verhalen. Hij zou het dier gewond in de tuin van het Chateau Grimaldi nabij Antibes hebben gevonden, of het zou zomaar zijn atelier zijn binnengevlogen. Evenmin is bekend of deze Athene Noctua, zoals de Latijnse naam luidt, de vrijheid weer heeft herkregen, maar zeker is dat de uil in het latere werk van Picasso regelmatig terugkeert, zowel in tekeningen, sculpturen, zogeheten ‘ready mades’, en als keramiek.
En soms nog niet eens zo slecht.
De foto van de uil en de jongen te Zandvoort die ik was, vormt sedert 2002 de omslag van een boek, getiteld Nestor, de uil die ik zijn vrijheid hergaf in de Kennemer Duinen, waarin hij zwalkend en onmachtig verdween, mij achterlatend met een ongeneeslijk schuldgevoel.
L.H. Wiener
(Column geschreven voor de Picasso tentoonstelling in het Museum Beelden aan Zee te Scheveningen. Vanaf 13 oktober.)
Voor wie van papier houdt: De column van L.H. Wiener is gepubliceerd in BAZ MAGAZINE (nr 20, najaar 2016).
Te koop voor slechts 2 euro in Museum Beelden aan Zee, Den Haag.