Recensie: Auke Hulst – Jij en ik en alles daartussenin
Jij en ik en alles daartussenin tien jaar later
‘Jij en ik is de vertaling van dit gevoel: verlaten door iemand van wie je volledig bezield bent, is het of je voor de ander niet langer bestaat, terwijl je zelf doorleeft in het voortdurende besef van zijn of haar bestaan.’ Auke Hulst debuteerde in 2006 met Jij en ik en alles daartussenin. Tien jaar later brengt Ambo|Anthos het boek opnieuw uit. Nu met vier ‘oude’ nieuwe verhalen en een inleiding over het schrijverschap. Met veel positieve en een paar negatieve recensieoordelen van toen, plastische seks en een ‘glibberig jankverhaal’, stuurt hij de lezer opnieuw naar het leven van de hopeloos verliefde Max.
Zoekend naar de plastische seks en het glibberige jankverhaal gaat de lezer op pad. Een lange zoektocht is het niet. Max is verlaten door zijn vriendin Sarah en hij laat duidelijk merken dat hij nog steeds van haar houdt: ‘Als het heelal een hart heeft, ben jij het. Heel mijn armzalige wezen: een planeet, geketend aan zijn ster door een grenzeloze kracht.’ Petrarca is er niets bij. Max bekijkt Sarah van een afstandje. Sarah heeft inmiddels een nieuwe relatie met Mike en zij heeft met hem afgesproken op het eiland. Max volgt het verliefde paar en alles wat ze doen of laten doet hem aan iets uit zijn relatie met Sarah denken. Gepijnigd door herinneringen en de harde realiteit beseft Max dat de situatie onomkeerbaar is.
Max lijkt Petrarca duidelijk nog het een en ander te kunnen leren. Over de top en extreem gevoelig laveert Max in de verschrikkelijke wereld van Sarah-zonder-Max-maar-met-Mike. Enerzijds hemelt hij Sarah in alles op en anderzijds toont hij louter enorme haat tegenover Mike. Elk woord spreekt daarbij emotie: ‘Hij knielt en ritst zijn weekendtas open. ‘Even mijn shawl zoeken, dan.’ Geen sjaal maar een shawl. Het zegt genoeg.
Hulst laat de lezer tijdens zijn verhaal kennismaken met een immens onbetrouwbaar perspectief. Dat perspectief, de verliefde jonge hond, werkt hij consistent en zeer gedetailleerd uit. Het gevolg is dat elke lezer zich op enig moment wel in Max zal herkennen, hoe over de top ook. Eenieder herkent vast de extreme haat jegens ‘de andere man’ of het gevoel van eenzaamheid en verdriet.
Gedurende Jij en ik laveert Hulst lange tijd op de scheidslijn tussen precies goed en over de top. Helaas overschrijdt hij de grens zo af en toe. Het verhaal wordt op diverse plaatsen ronduit te ellendig:
Twee jaar later ritste je mijn lijf open en rukte mijn hart eruit. Je vlocht het niet in je haar, maar wierp de druipende homp van een klif. Het viel te pletter op een kiezelstrand. De rode ster werd opgeveegd door likkende golven. Weg…
Een overkill aan beeldspraak lijkt hierbij het grootste probleem. Hulst beschrijft de gevoelens en gedachten van Max met behulp van zoveel beeldspraak dat het té wordt. De lezer valt van het ene beeld in het andere en kán Max niet meer serieus nemen.
Waar Jij en ik lange tijd een verhaal is dat met een lach gelezen wordt, verandert dit tegen het einde. Een onverwachte wending, die de lezer op een of andere manier toch aan heeft zien komen, maakt de ernst van het verhaal duidelijk. Wellicht hebben eerdere recensenten gelijk en zit er ‘plastische seks’ in en doet het verhaal aan als een ‘glibberig jankverhaal’, maar Hulst slaat de spijker op zijn kop met zijn beschouwing. Jij en ik is een vertaling van het gevoel van een verliefde jonge hond die verlaten wordt. Hier en daar wat egoïstisch, hier en daar wat narcistisch, maar vooral zoals vele lotgenoten van Max het zullen voelen: extreem ellendig en ultra woedend.
Jij en ik wordt vervolgens aangevuld met vier eerdere verhalen van Hulst. Allen heel verschillend van aard, vorm en techniek. Waar ‘Vlindermeisje’ een ware achtbaan van emoties is, houdt ‘Paul Simon, 1972’ de lezer op afstand. Waar ‘Sluitingstijdmuziek’ vlot verteld is, nuchter is en de lezer uitnodigt tot nadenken, is ‘Life on Mars’ een exacte weergave van een kindergedachte: simpel, maar met een ernstige ondertoon. Hulst toont met deze verhalen van alle markten thuis te zijn. Het ik-perspectief of het afstandelijk hij/zij- perspectief, vanuit kinderogen of vanuit de ogen van een volwassene: elk verhaal grijpt de lezer door de gedetailleerdheid en de zorgvuldigheid waarmee het is uitgewerkt. Ze vormen een ware aanvulling op het eerder uitgebrachte verhaal.
Marloes Otten
Auke Hulst – Jij en ik en alles daartussenin. Ambo|Anthos, Amsterdam. 206 blz. € 10,00.