Recensie: Peter Handke – Gedicht aan de duur
Als een watervogel zweven boven de tijd
De Oostenrijkse auteur Peter Handke schrijft op de grens tussen literatuur en filosofie, tussen fictie en werkelijkheid, poëzie en essay, toneeltekst en toneeltheorie. Maar deze technische benadering doet hem geen recht; je kunt beter zeggen dat hij de vorm van zijn werk problematiseert. Dat klinkt nog steeds saai en hieronder zal ik proberen toe te lichten waarom ik dat juist buitengewoon spannend vind.
In zijn essay’s Versuch über die Müdigkeit (1989), Versuch über die Jukebox (1990) en Versuch über den geglückten Tag plaatste hij het gewone, banale in het centrum van de belangstelling. En in de titels maakt hij duidelijk dat hij slechts probeert, zoekt. In Versuch über den Stillen Ort (2012), dat onder andere gaat over hoe afgezonderde, stille plekken onze behoefte tot mijmeren tegemoetkomen, mijmert hij hardop. De vorm en de inhoud komen op die manier dus samen: mijmeren over mijmeren. Hierom is het Handke onder andere te doen; het geeft zijn werk, afgezien van de inhoud, op papier bestaansrecht.
Datzelfde geldt voor het Gedicht aan de duur, dat een persoonlijk verslag is van wat ‘duur’ voor Handke is. Volgens de Van Dale is ‘duur’ onder andere ‘de tijdruimte die iets beslaat’. Het Duitse ‘dauer’ betekent echter ook ‘bestendigheid = eeuwigheid. Het lijkt daarmee een breder begrip dan het Nederlandse. Aanleiding van het gedicht is, volgens het motto althans, dat Handke langs het huis van René Kalisky liep, dat verlaten was. Het huis is er wel, de bewoner niet, ziedaar de spanning tussen duren en duur. (Kalisky was een toneelschrijver die overleed in 1981, vijf jaar voor Handke dit gedicht publiceerde.)
Eén van de belangrijkste tips aan beginnende auteurs is: schrijf nooit over het schrijven zelf; val je publiek niet lastig met je persoonlijke sores. Behalve natuurlijk als die sores herkenbaar zijn. Handke doet op een persoonlijke manier verslag van zijn zoektocht naar wat eeuwig is, onder andere door persoonlijke natuurbeelden en herinneringen te noemen. Zo beschrijft hij zijn gedachten over de Griffener See, een meertje dat hij lang kent en dat verdwijnt omdat het ten prooi gaat vallen aan de geplande autobaan (het vluchtige versus het durende), en daardoor juist meer gaat betekenen in het kader van ‘duur’. Hij doet dat erg sterk. Zo beschrijft hij hoe de watervogels de stilte juist ruimtelijk maken; ‘ik leer ervan’ en de autogeluiden elders voortduren. Hij bouwt dat beeld uit, want hij zocht als kind in die omgeving naar wapens uit de veertiende eeuw, sneed hij voer voor herkauwende koeien, blies iemand de laatste adem uit. Zo stapelt hij beelden die je steeds beter laten ervaren wat duur wel en niet is. Handke weet wat hij doet, daarom deelt hij met de lezer zijn gedachten: ‘En bij wat / moet ik aandachtig blijven? (…) / Dat waar het om gaat is niet groot, / niet bijzonder, niet ongewoon, niet bovenmenselijk, (…) / ik deel het met de miljoenen.’
Ook problematiseert hij de ruimte van tijdruimte: ‘de oorden van de duur zijn glansloos, /ze zijn vaak op geen kaart aangegeven / of hebben daar geen naam.’ Het beekje dat door het meer stroomt en de landgrens knagen dan weer aan het idee van de duur.
Handke verzette zich als jong auteur bij een vergadering van de Gruppe 47 al tegen de beschrijvingsdrang in de literatuur. In dit gedicht beschrijft hij weliswaar details, maar hij doet dit om de duur te demonstreren. Als lezer maak je het bewustwordingsproces mee van de auteur in wat ‘duur’ is. Daardoor gaat het gedicht zelf in de vorm ook betekenis dragen; des te langer het gedicht voortduurt, des te meer je de duur ervaart.
Het gedicht gaat over de ruimte die tijd is, iets wat je omringen kan. En omdat tijd relatief is, over de relativiteit ervan. Daarmee passen, zolang er geschreven wordt, durende vorm en persoonlijke inhoud perfect bij elkaar, dat is waar Handke misschien op zijn best is. Dat vergt echter wel een lezer die één oog open heeft voor de meta-laag, die niet alleen kijkt naar wat er in het gedicht gebeurt maar ook wat er bij de auteur gebeurt. Wie dat kan opbrengen, zweeft met Handke af en toe boven de tijd.
Hanz Mirck
Peter Handke – Gedicht aan de duur. Vertaald door Huub Beurskens. Koppernik, Amsterdam. 54 blz. € 16,50.
Gedicht aan de duur werd eerder besproken op Tzum.