Recensie: Esther Verhoef – Déjà vu
Eva vindt haar focus
Afgelopen maandag won Esther Verhoef de NS Publieksprijs. Ik had al eerder boeken van Verhoef gelezen en ze waren zonder uitzondering erbarmelijk geschreven. Maar soms moet je een auteur het voordeel van de twijfel geven en toch het nieuwste boek lezen, zeker als het boek in de prijzen gevallen is. Wat was een betere plek dan de trein om Déjà vu te lezen?
De roman gaat over Eva Lambregts die naar haar beste vriendin Dianne in Frankrijk reist. Vanaf hun kindertijd zijn ze al vriendinnen, zo verknocht aan elkaar dat ze elkaar zelfs zusjes noemen. Eva is net ontslagen bij de krant en besluit wat een paar dagen eerder te vertrekken. Ze komt aan bij een verlaten boerderij in een nogal vijandige omgeving: van Dianne ontbreekt elk spoor. In de dagen dat ze alleen zit te wachten op haar vriendin gebeuren er akelige zaken in haar omgeving: er wordt ingebroken, de kat ligt gevild voor haar deur en er is net een echtpaar in de omgeving vermoord. Tijd om pepperspray in huis te halen. Als ze die koopt, ontwaart ze in de winkel Hugo Sanders, de ex-vriend van Dianne. Wat doet hij daar helemaal en weet hij iets meer af van de verdwijning van Dianne? Vragen, vragen, vragen.
Tussen Groningen en Meppel is er een korte vertraging omdat er een defect treinstel bij Meppel staat. Tussen Meppel en Zwolle wordt iets harder gereden om nog op tijd te komen. Ik heb de eerste tachtig bladzijden Déjà vu al uit als ik in Zwolle moet sprinten naar de trein richting Roosendaal. Die heeft gelukkig even gewacht. Soms is de NS zo gek nog niet.
Het zou niet goed zijn om een groot deel van de plot weg te geven. Laten we volstaan met te zeggen dat Dianne in een nogal terroristische milieugroep is terechtgekomen die niet niet terugschrikt voor een liquidatie meer of minder. Belangrijker is hoe het boek geschreven is. We hoeven geen grappen meer te maken over het woord ‘literaire’ voor thriller, want iedereen weet dat dat een loze toevoeging is. Zou Esther Verhoef beter zijn gaan schrijven? Vragen, vragen, vragen.
De NS heeft stiltecoupés. Dat zijn coupés waarin het heel erg soms stil is. De trein richting Roosendaal heeft gelukkig ook nog twee kleine afgesloten stiltecoupés. In het hokje naast het mijne, ook een stiltecoupé, wordt keihard gepraat, zo hard dat je het gesprek bijna woordelijk kunt volgen. Net op het moment dat ik er iets van wil zeggen, komen we aan op station Zutphen. Er stappen twee mensen uit de belendende stiltecoupé: een mannelijke en vrouwelijke conducteur van de NS.
Wie een Esther Verhoef wil uitlezen, moet op de hoogte zijn van het vocabulaire van de gemiddelde Viva-lezeres. Mensen die niet gruwen van emo-lulkoekerij als: ‘Ik heb heel hard een goed gesprek nodig, een gesprek met iemand die me een spiegel kan voorhouden.’ Of: ‘Eerst wil ik deze time-out nemen, mijn vakantie benutten om dingen op een rij te zetten: wat ik kan, wat ik wil, en welke stappen ik hierna ga zetten.’ Mensen die weten dat moeders kunnen lijden aan ‘het legenestsyndroom’.
Ik laat de pratende conducteurs achter me in Arnhem en stap over in de trein naar Ede. In de eersteklasstiltecoupé weer iemand van de NS die zijn gesprek op fluistertoon vervolgt als ik een boos bedoelde blik werp. De conductrice die langkomt, ziet dat ik Déja vu aan het lezen ben. Dat leek haar zo’n leuk boek. Ik zeg dat ik het allesbehalve een leuk boek vind. ‘U moet het zeker lezen voor uw werk,’ zegt ze.
Als Déjà vu de titel Het grote clichéboek had meegekregen, dan had ik er nog iets positiefs over kunnen zeggen, bijvoorbeeld dat de titel past bij de inhoud. Mijn hemel, wat een rijkdom aan clichés en wat verschrikkelijk dat de meeste mensen het blijkbaar niet erg vinden om zich daar doorheen te worstelen. Op elke bladzijde is het raak. ‘Blinde paniek giert door me heen.’ Verhoef houdt van lezers die niet willen nadenken. Elke emotie wordt letterlijk genoemd. En om zeker te weten dat de lezers het echt begrijpen, cursiveert Verhoef die emotie soms ook nog. ‘Angst.‘ ‘Woede.‘ We worden als randdebielen toegesproken. Soms combineert ze de expliciete beschrijving van de emoties met een cliché: ‘Mijn emoties worden beheerst door angst en pijn, maar ik weet dat ik de moed niet mag laten zakken.’
De moed is mij allang in de schoenen gezakt. Op de terugweg zie ik op het station van Zwolle de trein naar Groningen al vertrekken voordat ik heb kunnen uitstappen. Onze trein was precies op tijd: dat vermeldt althans het interne computersysteem dat steeds de eindtijd aanpast en zegt dat we op tijd blijven rijden. Een jonge conducteur in de trein naar Leeuwarden, die nog op het perron staat, meldt dat hij ook niet weet waarom de trein naar Groningen al weg is. Hij heeft echter geen dienst. Zo’n vijftig gedupeerde reizigers mogen instappen en in Meppel overstappen in de trein naar Groningen die daar even blijft wachten. Soms is de NS zo gek nog niet. Ik loop naar de stiltecoupé. Even later komt daar de jonge conducteur bij die hardop gaat praten met een collega die er ook al zit. Niemand zegt er wat van. Mijn moed zat al in de schoenen.
Gelukkig heeft Eva, die continu in tranen uitbreekt, op het eind van het boek ‘de Ware’ gevonden; door haar ervaringen in Frankrijk heeft ze ook alles ‘op een rij’ kunnen zetten want: ‘Het voelt alsof ik nu pas wakker ben geworden. Alsof ik de dingen voor het eerst zie zoals ze zijn. En een fócus heb, snap je? Ik weet wat ik wil. En ik wacht niet meer af.’ Halleluja, er zijn een paar mensen dood, maar Eva heeft een focus (nee, ‘een fócus’).
Bij Beilen heb ik de literaire thriller uit. Ik snap werkelijk niet waarom mensen deze slecht geschreven lectuur mooi vinden.
Coen Peppelenbos
Esther Verhoef – Déjà vu. Anthos, Amsterdam. 318 blz. € 19,95.
Met heel veel plezier gelezen, Coen. Ik bedoel natuurlijk je recensie.
De weblog van Tzum ontdekt. Wat een heerlijke recensie (kun je dat van een recensie zeggen?)
@Anatole – recensie is zo goed dat je bijna zin krijgt om het boek te gaan lezen.
Bravo. Recensie geeft exact mijn mening over dit boek weer..