Column: Erik Nieuwenhuis – Kampingplatzgedanken (slot)
Hoe nu verder? Dat moet u mij eigenlijk niet vragen. Hoewel ik wel wat grappige ideetjes heb. Het grote succes van de anti-rooklobby verdient navolging. Er moeten waarschuwingen komen die gebruikers van facebook, twitter en hyves voorhouden dat overmatig gebruik van sociale media tot geestelijke impotentie leidt. In cafés moeten speciale, oncomfortabele ruimtes komen waar mobiel internetten wordt gedoogd en er moet een minister van sociale volksgezondheid komen die het twittervolk op tv en internet vermanend toespreekt. Maar laten we eens beginnen bij onszelf. Laat míj eens beginnen bij mezelf. Ik heb mezelf naar goed gereformeerd gebruik onttrokken aan de verleidingen van de nieuwe tijd. Ik deel mijn woede, ontroering en verbazing over de verschijnselen in deze prachtige grimmige wereld niet meer met Jean et Allemand, in elk geval niet meer dezelfde dag. Indachtig Van Ostaijens credo dat ‘een gedicht tenminste een jaar kelder moet hebben’ sla ik mijn vondstjes op in een ondergronds gewelf waar ze op termijn hopelijk uitgroeien tot rijpe gedachten. En anders maar niet. Ongeoorloofd citaat van een anonieme derde, dat niet helemaal toevallig in mijn mailbox terechtkwam: ‘Het valt me zelfs lichter om me op mijn werk te concentreren, omdat ik geen onbewuste energie meer steek in het bedenken van geestige replieken op de geestigheden van anderen.’ Opnieuw Van Ostaijen: ‘Ik sta alweer overeind en zeg: vooruit dan maar, zonder supporters!’
Ik ben me bewust van het Gert en Hermien-achtige karakter van mijn bekering. En van het droeve feit dat niet elk flesje druivensap na een jaar kelder vanzelf in een grande cru verandert. Maar ik vind het toch net even iets romantischer om groots en meeslepend te mislukken, dan behangen met de valse veren, spiegeltjes en kraaltjes van de online community ten grave te worden gedragen. Zoals de laat twintigste-eeuwse denker Hermanus Brood (1946 – 2001) al zong: ‘Your socalled friends just drain your brain / to be a star in conversation’. Vind ik leuk.
Erik Nieuwenhuis