Column: Guus Bauer – Beurs Kleine Uitgevers
O, hoe ras de hakken weer zijn gesleten. Het (boek)jaar is weer voorbij wanneer de goede gekken, de op het ziekelijke af bezetenen hun passievruchten komen tonen op de Beurs Bijzondere Uitgevers in Paradiso. Het is dit jaar de veertigste keer dat liefhebbers en koopjesjagers bijeenkomen in de hoofdstedelijke cultuurtempel. Jaren heb ik gewedijverd, gezeurd dus, om de naam van het evenement vanwege de negatieve connotatie te veranderen van Beurs Kleine Uitgevers, naar Beurs Bijzondere uitgevers. Een fout. Klein, maar fijn. Klein, maar onafhankelijk. Een geuzengenootschap.
Al zo’n vijftien jaar vindt op dezelfde dag ook de Boudewijn Büchdag plaats in de hoofdvestiging van de Openbare Bibliotheek. Een ‘internationaal’, nee, ‘intergalactisch’ evenement, aldus Büchmania, een genootschap met als leidmotto bij alle gezellige samenkomsten: ‘consumpties voor eigen rekening’. Op deze dag word ik min of meer ook verwacht, immers ooit ook de kleine uitgever van Büch.
Het belooft ditmaal een bijzonder feestelijke dag te worden. De schrijfster van Boud, het verzamelde leven van Boudewijn Büch, zal door de kritiekloze bewonderaars met de praalwagen worden binnengeloodst, zal het middelpunt zijn van de feestelijkheden, zoals zij de afgelopen tijd veel belangstelling genoot in de kijkmedia. Het moet gezegd: tot vervelends aan toe. Van het doordraaiprogramma, via een koffie-uitzending tot en met het VPRO boekenprogram onder leiding van de volprezen interviewer Van Kan. Een subtiele verschuiving van onderwerp naar biografe.
De biografe verklaarde onlangs aan enkele leden van Büchmania dat de uitgever de omvang van Boud danig heeft beknot. Het valt te vrezen dat in de toekomst deelstudies zijn te verwachten. In een recensie aangaande de biografie was ik nog vol lof over de toegankelijkheid, al meldde ik wel dat er voornamelijk is gefocust op de scheve verhoudingen en dat er hagiografisch elementen in de tekst zijn geslopen. De verdediging van de biografe en haar sidekick van de persoon Büch in de media – laten we het ‘standvastig’ noemen – bevestigen de eenzijdigheid, het ‘bewonderelement’. Er had, zeker gezien de toegang tot het persoonlijke archief van Büch bij het Literatuurmuseum, veel meer ingezeten. Is Bout eigenlijk een commerciële drol?
Ja, er is ook een greintje rancune. Niets menselijks vreemd, en zo. De kleine uitgever van weleer krijgt de zwarte piet. Hij heeft van de grote Büch – eind jaren zeventig natuurlijk helemaal nog niet zo bekend – een opkontje gekregen voor zijn kersverse kleine uitgeverijtje, zo staat vermeldt in de biografie. Waar is dat badinerende toontje voor nodig? Het lag allemaal een klein beetje anders. Büch ging met deze toen net twintiger in zee vanwege een zekere verwantschap. De bezetenheid van literatuur en muziek. Ja, op het ziekelijke af. Daarnaast vanwege mijn blauwe ogen, parelgebit, lippen die ietwat op die van Mick Jagger leken, strakke jeans, cowboylaarzen en enkellange motorjas oude stijl. Omdat mijn moeder Van Goethe heet, onze gemeenschappelijke derde naam Maria is en vanwege de degelpers in de (vakbladen)uitgeverij waar ik werkte.
Zijdelings ook vanwege het gemis van mijn vader, de wiegendood van de door mij geëchte peuter en de doodsgedichten en het verhaal over mijn internaattijd. [Beiden verschenen bij uitgeverij Hagelwit van Sjaak Asselman, illuster boekverkoper bij Athenaeum.] Ook speelde mee dat ik contracten had gemaakt met Komrij, Claus, Moonen, Stoute, Vinkenoog en nog zo wat, alsook dat ik bij een nieuw muziektijdschrift werkte, in verschillende bandjes speelde en in verband met de liefde meermaals in Praag was geweest. Daardoor kende ik ook de grafiek van Vladimir Suchánek, de indirecte naamgever van De blauwe salon.
Na de ochtendverkoop zal ik snel vluchten uit de Openbare Bibliotheek. Dan mis ik natuurlijk wel de consumptiebon die aan het eind ‘bij hoge uitzondering’ door Büchmania wordt verstrekt. In Paradiso valt nog meer recht te zetten. Ondank is des kleine uitgevers lot. In het onvolprezen magazine De parelduiker is een stuk verschenen waarin Frans Pointl en René Stoute fulmineren tegen mijn jongere ego. Veel geklaag over oplages en royalty’s. Over het ontbreken van feestjes bij boekpresentaties. (Die Pointl zelf nota bene niet wilde. Zoals hij ook beslist niet in De Telegraaf wilde staan. En er jaren later paginagroot in werd geportretteerd. O, hoe ijdel de schrijfmens. Stoute was ten tijde van de brief de presentatie bij Scheltema met na afloop veel drank en hapjes op rekening van de kleine uitgever kennelijk gemakshalve vergeten.)
Vooral de ex-junk gaat fijntjes te keer. Maar wie betaalde meermaals de rekeningen van de dierenarts voor de katten van doctorandus, nee ulo-manneke P., wie vulde regelmatig diens koelkast bij, liet de schrijfmachine repareren, regelde interviews, wie stak al zijn zuurverdiende advertentieverkoopgeld, op huur, gas & licht en een enkele karig belegde boterham na, in drukwerkjes van onbekenden zoals onder veel meer Stoute, Wieg en Pointl, wie gaf slechtverkopende auteurs uit zoals Moonen en Gils, wie reisde stad en land af naar boekhandels en beurzen, naar de telefoonloze Hans Warren in een uithoek in Zeeland om een recensie los te weken en belandde te voet in een sneeuwstorm? (Wie onderging het afdrogen door Hans en vriend gelaten?) Het was de kleine uitgever.
De schrijver van het stuk in De Parelduiker is David de Poel, de biograaf van Stoute en Pointl en tevens fondslid met De buitenstaander, Mannen in pakken, de grootste viezeriken die er zijn, Blauwzeer, Met een begerig oog en Kleine jongens in het groot. Hij haastte zich te benadrukken dat het natuurlijk niet zijn mening was. Dat is hem geraden ook, de kleine uitgever is namelijk op ramkoers.
(Zat ooit een hele schoolvakantie stiekem op de telefoon van het lyceum waarvoor ik toen werkte de roman De buitenstaander te promoten en te verkopen. Stuurde honderden recensie-exemplaren op, drukte het boek Van Oorschot-like bij de boekhandel door de strot, gaf een presentatiefeest met vrije drank, immense cateringschalen en live muziek, drukte als cadeau vijftienhonderd exemplaren van een notoir moeilijk te verkopen verhalenbundel van de hand van De Poel. Enzovoort.)
Leve de Beurs Kleine Uitgevers!
Guus Bauer