Recensie: Koos Meinderts – Naar het noorden
De ware bedoeling achter de woorden
Koos Meinderts (1953) schreef sinds zijn debuut in 1983 vijftig jeugdboeken, meestal geïllustreerd door zijn vrouw Annette Fienieg, zo ook zijn nieuwste roman Naar het noorden, opgedragen aan collega-kinderliteratuuricoon Dolf Verroen. Het verhaal van het elfjarige jongetje Jaap, dat met zijn kleine broertje Kees en grote zus Nel tijdens de Hongerwinter ter aansterking naar het platteland wordt gestuurd, is gebaseerd op de kinderuitzendingen in de winter van 1944-1945, toen naar schatting rond de 50.000 kinderen uit het westen naar Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel werden overgebracht, vaak via sluipdoor-routes.
Grote getallen anonimiseren, het personaliseren maakt de geschiedenis invoelbaar, voor jongeren, voor eenieder, ongeacht leeftijd, die een goed geschreven verhaal kan waarderen. Zoals van een geroutineerd jeugdschrijver valt te verwachten is de stem van de elfjarige geloofwaardig. Nergens piept ongepaste kennis door zijn relaas. Jaap is een gevoelige jongen die de buitenwereld wel registreert, maar daar nog geen conclusies aan verbindt, misschien soms heel voorzichtig. Hij werpt pas net een beetje de egocentrische kinderdeken af.
En toch zie je door zijn ogen de directe gevolgen van de Bezetting. De psychiatrische inrichting in de buurt wordt geruimd. Het hele gezin staat bij de poort achter het huis te kijken wanneer de patiënten worden afgevoerd. Jaap wil weten waar de gekken heengaan. Hij krijgt geen antwoord. Zijn moeder berispt hem slechts vanwege zijn woordgebruik. Het zijn geen gekken, maar zieken. Ondertussen heeft hij wel opgemerkt dat er op de bussen Buiten dienst staat aangegeven. Juist kinderen moeten een eigen manier vinden om met de vroege misère in hun leven om te gaan.
Er is honger in de stad. Jaap denkt zichzelf in slaap met zijn lekkere-dingen-alfabet. Een zusje dat geboren wordt, leeft maar twee minuten, wordt bij gebrek aan hout in een schoenendoos van vader begraven, Bata maat 45. Naar het noorden is doorspekt met dergelijke sterke, ‘kleine’ observaties. Meinderts schetst via Jaap fijn terloops een goed beeld van het verzuilde Nederland. De inwonende oma zegt dat de pasgeborene toch geen kans had gehad, dat haar een hoop ellende bespaard is gebleven. Iets in de trant van ‘het is des kinderens lot, jonggestorven vroeg bij God’. Er zit veel ‘geloof’ in het boek. De kerk was in die dagen nog zeer invloedrijk. En het was van belang tot welke groep je behoorde. De stadse Jaap is katholiek en komt uiteindelijk in de Hongerwinter in het overwegend Protestantse noorden terecht.
Jaap is eerlijk, laat de lezer weten dat hij alleen maar bij een ernstig ziek klasgenootje (met een waterhoofd) op bezoek gaat omdat hij nieuwsgierig is. De appel die hij van de geroerde moeder krijgt, gooit hij weg. Je kon niet weten. Tja, dat was jaren voor de oorlog. Het kind, Lowietje genaamd, sterft nog dezelfde week, net als zijn broertje vier jaar eerder, eveneens Louis geheten. Jaap is weleens aan hun graf geweest. Zijn tweeminutenzusje is niet gedoopt, heeft geen sacramenten ontvangen en zal dus in ongewijde aarde worden begraven, als een zondaar. Iets dat Jaap niet begrijpt. Wat kan ze nu fout hebben gedaan? Waar zadel je een kind van elf door het geloof al niet mee op.
Jaap leert nuances te herkennen. Een Duitse soldaat laat een foto zien van zijn zoontje, net zo oud als kleine Kees, met net zulke krullen. Boeren geven spontaan de kinderen te eten of laten zich onbeschoft duur betalen voor een paar aardappelen. Vader slaat het kastje dat nog door de opa van Jaap is gemaakt in mootjes voor de kachel. Oma zegt dat ze het altijd een rotkastje heeft gevonden. Jaap hoort aan haar stem dat ze het niet meent. Jaap herkent steeds vaker de ware bedoeling achter de woorden.
Een boerenfamilie die onderduikers hadden opgenomen, is verraden, waarschijnlijk in verband met eigen gewin van een boer uit de buurt. Jaap begrijpt dat het ernstig is, maar kan toch het volle gewicht van de gebeurtenis niet helemaal duiden. De dood is, bijvoorbeeld met zijn kort geleefd zusje – en later met een baby aan boord van de schuit die de kinderen naar het noorden brengt – heel dichtbij, maar tegelijkertijd ook veraf, zoals het hoort in de kindertijd. Het is een kwestie van overleven. Jaap wil dat het weer wordt zoals vroeger. Hij mist zelfs het gekerm van de gekken. Geen honger is hem al vrede genoeg. Heel duidelijk voelt de lezer de spanning bij de verteller, de rottige ‘eeuwigheid’ waarin de mensen verkeerden. De lezer weet van de tijdspanne van de Bezetting, maar de personages hebben geen idee hoelang de oorlog zal duren. Voor hen is het een status quo. (Stel je wordt aan het begin van de tachtigjarige oorlog geboren en amper zeventig jaar oud. Dan weet je niet beter, is dat de gesteldheid van jouw wereld.)
Jaap is gevoelig, misschien wel een moederskindje, maar is iemand die langzaam ingrijpt. Zijn zus Nel heeft bij het betreden van de boot door een wanhopige moeder een baby in de handen gedrukt gekregen. Als kleine Kees, ten overstaan van een van de begeleidsters vraagt wie dat is, zegt Jaap snel dat de begeleidster mevrouw De Jong heet, alsof Keesje naar haar naam vroeg. Jaap heeft wel degelijk heimwee in het noorden, klemt zich vast aan een houten engeltje dat hij van zijn moeder heeft meegekregen – daar waar men geen gesneden beelden in de kerk duldt – maar houdt toch stand. Ondanks dat de drie kinderen uit elkaar worden gehaald en Jaap op de Protestantse school danig wordt gepest. Een oorlog in het klein.
Al met al duurt het verblijf iets meer dan vier maanden, maar kinderen zijn flexibel. Kleine Kees wil eigenlijk helemaal niet meer weg bij heit en mem, spreekt nog een hele tijd liever Fries. Het is opnieuw aan Jaap te danken dat zus Nel niet naar een klooster wordt gestuurd wanneer duidelijk wordt dat zij in zekere staat is teruggekomen uit het noorden. Jaap zal uitgroeien tot een kranige kerel, maar wel iemand waarbij de oorlog, zijn verblijf in het noorden een blijvende indruk heeft gemaakt. Naar het noorden is een subtiel boek, Meinderts maakt goed gebruik van de herhaling. Het tweeminutenzusje komt meermaals terug, staat symbool voor de vermoorde onschuld.
Guus Bauer
Koos Meinderts – Naar het noorden. Hoogland & Van Klaveren, Hoorn. 198 blz. € 14.95
Lees ook de recensie van Jürgen Peeters over dit boek.