Recensie: Walter van den Berg – Dode mannen: een trilogie
Hollands realisme van hoog niveau
Walter van den Berg (1970) beleefde zijn literaire doorbraak met de roman Schuld (2016). De drie titels die vooraf gingen aan dat boek zijn nu gebundeld in Dode Mannen: een trilogie.
Een korte samenvatting van het voorafgaande dus, want diverse namen komen geregeld terug in de verhalen. De Hondenkoning (2004) verhaalt over de twintiger Eug, een beheerder van een productiestraat voor cd-roms bij een uitgever van kantoorliteratuur. Tijdens zijn dagelijkse treinpendel van Amsterdam naar Alphen aan de Rijn (v.v.) kijkt hij naar meisjes, op het werk kijkt hij uit het raam. Zijn vriendschap met Danny is er een van verveling en frustratie, omdat beide mannen geen vriendin hebben. Als het veertienjarige buurmeisje Jennifer steeds meer betrokken wordt bij hun los-vaste vriendengroep van de middelbare school, beseft Eug dat ze het pad zal kruisen van pas getrouwde Robbie, de onbesuisde spil van de groep.
In West (2007) volgen we Cor, een schrijver in wording die terugkijkt op een moeilijke jeugd, waarin hij en zijn broer Ron zich geconfronteerd zagen met een gewelddadige stiefvader. Waar de meer introverte Cor zijn toekomst probeert te plannen, is de extraverte en gescheiden vader Ron een mislukkeling, die zonder geld op zak bij zijn moeder op de bank slaapt en overdag een vader probeert te zijn voor zijn zoontje Kevin. Op de koperen bruiloft van Robbie komt de sluimerende ruzie over het verleden tot een uitbarsting. Schuld is een vervolg op dit boek.
Van dode mannen win je niet (2013) heeft de vertelstem van een stiefvader, die aan de jonge Wesley zijn zienswijze vertelt over vrouwen, handeltjes, een paar pils meer en het waarom van de corrigerende tik. Hij kijkt terug op zijn relatie met Wesley’s moeder Dimphy, niet meer dan een tussenstation in een zwervend bestaan.
Welkom in de Comeniusstraat, de Pieter Calandlaan en de Cornelis Lelylaan in Slotervaart en Osdorp, waar het beoogde leven maar niet op gang lijkt te komen en het ware leven zich voltrekt in het winkelcentrum, de portiekflat en aan het viswater. En op het computerscherm, want voor de drie vaderloze hoofdfiguren Eug, Cor en Wesley is de playstation een tweede realiteit, waar de ijzige dagelijkse beslommeringen gekopieerd worden.
Met zijn droge, directe en heldere stijl weet Van de Berg een angstfuik te creëren, waaruit het moeilijk ontsnappen is. Het is Hollands realisme van een hoog niveau: geladen en onheilspellend op elke pagina, maar tevens traag en onvoorspelbaar voortkabbelend naar het einde.
De eerste zinnen uit Van dode mannen win je niet luiden als volgt:
Je moeder knipte mannen voor geld.
Ik weet niet of ze weer is gaan knippen toen jullie verdwenen waren, jij en je moeder, want ze was niet heel erg goed, alleen maar goedkoop. Je hoefde niet veel te verwachten van een knipbeurt van je moeder. Iemand had me dat verteld, dat je voor een tientje bij haar thuis geknipt werd en dat ze nog een lekker wijf was ook, maar dat je van de knipbeurt niet zoveel hoefde te verwachten.
Ik verwachtte ook niet veel, maar ik kon het wel met haar vinden tijdens het knippen. Ik wist dat dat bij haar werk hoorde, aardig zijn tegen je klanten, maar ik was beter in een praatje maken dan de gemiddelde klant, dus zij kon het ook met mij vinden.
Een lekker wijf dat goedkoop is en verder niet veel te bieden heeft. Een man die goed een praatje kan maken en niet zoveel verwacht. In losse, maar verfijnde schetsen kruipt de schrijver met huiveringwekkende precisie in de huid van een moreel delinquent. Een ondraaglijk begin onder de tl-buis aan de keukentafel. Wat volgt is een net zo treurig als schitterend verhaal.
Jaap Krol
Walter van den Berg – Dode Mannen: een trilogie. Das Mag, Amsterdam. 498 blz. € 19,95.