Recensie: Femke Brockhus – Laat het stil zijn
Een werkelijk talent
Een maatschappij zoals de onze, waarin iedereen schrijft en waarin iedereen talent heeft.
Henry de Montherlant – Spelen met stof
Zo langzamerhand wordt het tijd om talent van ambitie te onderscheiden, om niet elke jonge schrijver de aandacht te geven waar hij of zij om vraagt en naar verlangt. Nu vinden we hier in Groningen al snel iets overdreven, maar dat Vrij Nederland in hun special 35 jonge ambitieuze schrijvers aan het woord liet is wel erg veel. En dan stonden de belangrijkste jonge schrijvers er nog niet eens in: Bregje Hofstede stond niet in de gids, net als Roos van Rijswijk en Femke Brockhus. Juist deze schrijfsters vormen volgens mijn onbescheiden opinie de voorhoede van de jonge generatie schrijvers. Ik ben een espressodrinker, dus fuck de latte, die slappe shit.
De hemel boven Parijs (2014), Onheilig (2016) en Laat het stil zijn (2017), de debuutromans van Hofstede, Van Rijswijk en Brockhus, zijn alle drie zeer geconcentreerd. Het zijn compacte, krachtige verhalen. De intensiteit ontstaat onder andere door wat niet wordt uitgesproken: bij Brockhus vloeit dit voort uit haar impressionistische stijl en bij Hofstede en Van Rijswijk door het wisselende vertelperspectief.
Zowel Hofstede als Van Rijswijk thematiseren William Faulkners beroemde zinnen uit Requim for a Nun: ‘The Past is never dead. It’s not even past.’ Van Rijswijk is stilitisch sterker dan Hofstede, maar het verhalend onderzoek van de laatste is beter. Op een interessante wijze (misschien is ingenieus een beter woord) laat Hofstede in De hemel boven Parijs het verleden doordreunen in het heden. De Nederlandse studente Fie is het meisje dat alles goed moet maken. Ze studeert in Parijs en volgt de colleges van Olivier, een Franse professor in de kunstgeschiedenis.
Fie is een eigenzinnig en een fijn mysterieus personage, een jonge vrouw die erg lijkt op Oliviers ex-geliefde Mathilde. Olivier gaat langzaam geloven dat Fie de pijnlijke geschiedenis met Mathilde kan verzachten en misschien zelfs goed maken.
Een paar dagen geleden was dit meisje nog een vluchtroute naar een verprutst verleden. Een kans om alles over te doen, die hij waarschijnlijk nooit genomen had zolang hij kon kiezen.
In De hemel boven Parijs en in Onheilig komt de botsing tussen heden en verleden tot stand door zowel contingentie als keuze. Dit geldt niet voor de personages uit Laat het stil zijn van Femke Brockhus: die hebben niets te kiezen, omdat anderen over hen regeren. Ik-verteller Ruth wordt samen met haar zusje vastgehouden in een schouwburg. Er wordt niet verteld door wie. Zoals er ook niet wordt verteld hoe oud de meisjes precies zijn of hoe ze er uit zien. Is het een gijzeling? Het zou zo maar kunnen. Na een aantal dagen verlaten de zusjes onder dwang de schouwburg en worden met vele anderen in een trein gestopt. De bestemming is een concentratiekampachtige omgeving waar ze te werk worden gesteld. Zijn Ruth en Carmel Joodse meisjes? Is dat de oorzaak van hun gevangenschap – is dat hun vermeende misdaad? Het lijkt plausibel, helemaal nadat Ruth refereert aan de uittocht van Mozes en ziet dat mensen vertrekken. Ze zegt tegen haar vader tijdens het avondeten dat ze ook moeten gaan, waarop haar ouders in lachen uitbarsten en haar vader zegt: ‘Ach welnee, we nemen de volgende uittocht wel.’ Er wordt niet expliciet gerefereerd aan de Tweede Wereldoorlog en zo worden de zusjes niet opgeslokt door de gruwel van een historische gebeurtenis welke logischerwijs vaak alle andere thema’s doet vervagen en de verhouding slachtoffer-beul op de voorgrond plaatst.
In Speedboat schreef Renata Adler: ‘There are only so many plots. There are insights, prose flights, rhythms, felicities. But only so many plots.’ Net als de roman van Adler is Brockhus’ debuut Laat het stil zijn een fragmentarische roman. De fragmentarische romans die ik in de kast heb staan zijn allemaal geschreven door vrouwelijke auteurs: Renata Adler, Joan Didion, Elizabeth Hardwick, Jenny Offil, Mary Robison. Brockhus past hier prima tussen, niet alleen door de vorm van haar vertelling, maar ook vanwege de hoge kwaliteit van haar roman. En dat is niet overdreven.
Het schrijven van een fragmentarische roman is een hachelijke onderneming, want elke woord krijgt extra gewicht door het vele wit. Een prozapagina kan nog wel eens een lexicale of syntactische miskleun opvangen, zodat de boel niet direct in elkaar flikkert. Dat is bij een fragmentarische roman anders; daar is het bouwwerk zeer delict, bijna fragiel, zelfs een kleine hapering in het ritme kan grote schade aanrichten. De scheidslijn tussen kitsch en kwaliteit is bijzonder dun. De vele witregels maken prozaïsche zinnen niet automatisch poëtisch, zoals in Meghan Hunters teleurstellende debuutroman The End We Start From.
Bij Brockhus volgt de ene poëtische formulering op de ander. ‘Als wakken in mijn geheugen, zak ik door de stilte.’ Ik doe haar taal pas echt recht door gewoonweg te citeren. ‘De grond is zompig, hij plakt en zuigt en plakt en laat los.’ Het ritme van deze zin ontstaat door herhaling, zowel door de hemingwayherhaling van het woord ‘en’, alsook door de herhaling van het woord ‘plakt’ waardoor er een fijne cadans ontstaat van een zin die ogenschijnlijk simpel lijkt. Een andere persoonlijke favoriet is de korte zin: ‘Tijd smelt en stolt dan weer.’ Het stollen is het gevoel van stilstand, van de monotonie, van de gewoonte van het gevangenschap. Hun leven daar is nutteloos, de gevangen zusjes leven als Sisyfus. Op het moment dat het rotsblok weer naar beneden glijdt smelt de gestolde tijd weer.
Elke beschrijving of observatie van wat Ruth ziet is een uitdrukking van haar gemoedstoestand. Alles is innerlijk.
De onbeweeglijkheid vormt gortdroge landschappen.
Het beton is een ijsvlakte, met wispelturige wind die over de barsten jaagt. Ijzel bijt zich vast, verstomt beweging, maakt van alles een gelijke.
De beschrijving van de buitenwereld is een uitdrukking van het montone leven, van het gevoel van onbeweeglijkheid. Het gevoel van de tijd die stolt, is het gevoel dat de tijd door de afwezigheid van afwisseling niet bestaat uit verschillende momenten: ‘De dagen zijn de nachten, de nachten de dagen, ik weet niet hoe de uren over elkaar heen buitelen en de tijd samenklontert.’
Laat het stil zijn is literaire impressionisme van een buitengewone kwaliteit. De roman is een schitterende paradox die door te schrijven de stilte uitdrukt. Het vele wit is de weergave van de wanhoop. Het is een dialoog tussen het zegbare en het onzegbare:
In oogopslagen maken we alinea’s, met onze lippen
(vast op elkaar) tillen we bepaalde
woorden op,met glimlachen leggen we komma’s,
punten zetten we nauwelijks,
onze gesprekken in stilte,
tot Carmel weer haar ogen sluit.
Deze witregels duren een uur.
Deze dialoog tussen spreken en stilte, tussen wat je kan zeggen en dat wat onuitspreekbaar is, is een knappe uitwerking van wat Ludwig Wittgenstein in 1931 noteerde: ‘Het onuitspreekbare (dat, wat me geheimzinnig toeschijnt en ik niet onder woorden kan brengen) geeft misschien de achtergrond, waartegen dat, wat ik onder woorden kon brengen, betekenis krijgt.’
In Joan Didions roman Play It As It Lays zegt BZ tegen Maria: ‘Because you and I, we know something. Because we’ve been out there where nothing is.’ Dat geldt ook voor Ruth en Carmel. Door de begrenzing van het prikkeldraad zijn ze gevangen in het niets. Het niets is de oorzaak van de beklemming – die tevens tot stand komt door de constante verinnerlijking. Werkelijke wanhoop is niet te ironiseren of te relativeren, vandaar dat verteller Ruth niet of nauwelijks ironisch is. Dat betekent niet dat je de betekenis van de roman kan vastbeitelen, integendeel: deze blijft in beweging door de dynamische relaties van de binaire opposities aanwezig-afwezig, spreken-stilte, heden-verleden en de wisselwerking tussen het interne (bewustzijn) en het externe (buitenwereld). Door de dynamische relatie van de opposities ontstaat er een situatie die de tegenstellingen overstijgt: de roman Laat het stil zijn.
In een maatschappij zoals de onze, waarin iedereen schrijft en talent heeft, zijn Bregje Hofstede, Roos van Rijswijk en Femke Brockhus de werkelijke talenten. Hofstede en Van Rijswijk kregen al de lof die ze verdienden, nu is Brockhus aan de beurt om deze te ontvangen.
Koen Schouwenburg
Femke Brockhus – Laat het stil zijn. Koppernik. 158 blz. €16,50.