Recensie: Pieter Kranenborg – Astronaut
‘Moet jij niet eens wat doen met je leven?’
‘Misschien heb ik het nu eindelijk echt te pakken,’ zei hij. ‘Mijn ding.’ Dit zijn de woorden van een rusteloze jongeman uit de verhalenbundel Astronaut, het debuut van de naar literaire normen nog piepjonge Pieter Kranenborg. Dergelijke uitspraken zijn typisch voor Kranenborgs personages: jongvolwassenen, vaak globetrotters, die nog volop aan het ontdekken zijn welke richting ze uit willen met hun leven. ‘Goeree-Overflakkee Fraternité’ draait bijvoorbeeld om een jongeman die bijklust als privéchauffeur en met Dylan op de achtergrond ‘miljoenenmannen’ rondrijdt. Bij zulke verhalen horen natuurlijk ook de culturele referenties van jongeren die opgroeiden in de jaren negentig, zoals het gestileerde geweld van Tarantino: ‘In Kill Bill sneeuwt het alleen als er bloed vloeit.’
Veel debuterende auteurs maken de fout om voortdurend alle registers open te zetten en een gechargeerde, nadrukkelijk literaire stijl te hanteren met veel vergezochte beeldspraak. Kranenborg niet; hij kan prima ingehouden schrijven en het geschikte moment afwachten om een versnelling hoger te schakelen. Soms geeft hij zelfs de indruk dat hij zijn lezers iets te lang laat wachten op een stilistische klasseflits, die hij vervolgens op een onverwacht moment achteloos uit zijn mouw schudt. Die stijlbeheersing is noodzakelijk om op zo’n jonge leeftijd te mogen debuteren bij een huis van vertrouwen als Van Oorschot.
De toon, het timbre en de sfeer zitten goed in deze verhalen, en de schrijver gebruikt bovendien interessante verteltechnieken. Zo laat hij een personage uit ‘Astronaut’ meelezen met dat verhaal en er in het tweede deel op reageren, wat een verrassend resultaat oplevert. Toch zijn de verhalen in deze bundel vrij wisselvallig: de kwaliteit lijkt samen te vallen met de lengte. ‘Kijkdoos’, over een meisje dat het Schotse eiland van haar rijke oom gaat bezoeken, begint bijvoorbeeld veelbelovend, maar eindigt na amper acht bladzijden, nog voor het goed en wel op gang is gekomen. Aan hetzelfde euvel gaat ‘In Lieverlingelande komt de dood uit China’ mank. Het opzet van dat verhaal is interessant en illustreert Kranenborgs veelzijdigheid: Simon Maverling jaagt de drie traditionele begrafenisondernemers van het vergrijzende Hufiezerlo tegen zich in het harnas door goedkope kisten uit China te importeren. Het oude, zieke Europa versus het jonge, dynamische China, zo u wilt. Alleen wordt het korte verhaal bevolkt door te veel personages, van wie de meeste maar vluchtig aan bod komen. Dat is jammer: het lijkt alsof je op een borrel allerlei interessante mensen ontmoet met wie je snel even een praatje slaat, terwijl je gerust een hele avond met hen had willen doorbrengen.
Het is dus geen toeval dat de langste verhalen in dit boek de beste zijn, met als uitschieters ‘Nachtwolken’ en vooral het meesterlijke ‘Lifter’, dat bijna lang genoeg is om als korte roman te worden beschouwd. In ‘Lifter’ krijgt het hoofdpersonage voldoende ruimte en tijd om tot ontwikkeling te komen en laat de auteur zien wat hij in zijn mars heeft. Protagonist Olivier, weer zo’n weifelende jonge snaak, boekt een enkele vlucht naar Japan met een vaag plan om er te gaan liften. Zijn reis begint in een onbestemde buitenwijk van Tokio, waar ‘het platteland stilletjes bezig was de macht over te nemen, stukjes weg te krabben van de stad’. Olivier lijkt op een van de vele twintigers die aan de andere kant van de wereld op zoek gaan naar zichzelf, maar hij komt van een koude kermis thuis. De grote openbaring blijft uit, Japan blijkt Olivier niet tot grote inzichten te brengen, ongeacht hoeveel groene thee hij drinkt en haiku’s hij probeert te schrijven. Nadat hij in een hostel is gestrand, vult hij zijn dagen hoofdzakelijk met het bingekijken van series, hét favoriete tijdverdrijf van de Netflixgeneratie. Een ultieme poging om aan te sluiten bij een Engelsman die Japan te voet doorkruist, wordt een grote mislukking.
Sterk aan ‘Lifter’ is de sfeer: Kranenborg woonde een tijd in Japan en kent de eigenaardigheden van het land niet alleen goed, maar kan die ook prima verbeelden: ‘Als je een piano opendoet, vertelde ze, en naar de hamertjes kijkt terwijl iemand speelt, dan ziet dat er net zo uit als het deinen van het graan in Nagano.’ Of nog: ‘Reimoto was een penseelstreek langs een diepe geul, waar een miezerig stroompje doorheen liep dat in de lente weer levenslustig zou ruisen met vers water uit de bergen.’ Zulke zinnen smaken naar meer. Kortom, Astronaut is hopelijk de start van een mooi literair oeuvre, maar Kranenborg heeft wellicht meer toekomst als marathonloper dan als sprinter.
Daan Pieters
Pieter Kranenborg – Astronaut. Van Oorschot, Amsterdam. 192 blz. € 17,99.