Als de happy ending uitblijft

In de zomer van 2014 verbleef ik een aantal weken in Nederland in afwachting van mijn J-1 visum. Tijdens mijn interview op het Amerikaanse consulaat in Amsterdam had de immigratieambtenaar aardig naar me gelachen en vragen gesteld over mijn studie en werk die, zo leek het me, niet op het vragenformulier stonden. Ik maakte me dan ook niet al teveel zorgen of mijn aanvraag zou worden goedgekeurd. En toch was het een opluchting toen mijn paspoort, met het rood bestempelde visum er stevig in vastgelijmd, een paar weken later in de bus viel. Ik kon de komende twee jaar als wetenschapper aan de slag in New York.

Ongeveer rond deze tijd, in dezelfde stad, stapt Valeria Luiselli met haar gezin in de auto om de lange reis naar het zuiden te beginnen. In afwachting van hun green cards – Luiselli en haar man zijn Mexicaans – hebben ze een reisverbod opgelegd gekregen en besluiten ze er een vakantie ‘in eigen land’ van te maken. Terwijl haar kinderen achterin liggen te slapen, stroomt via de radio de auto vol met berichten over Centraal-Amerikaanse kinderen die aan de grens met Mexico zijn opgepakt en nu in detentiecentra vastzitten en op uitwijzing wachten. Hoe langer ze rijden, hoe ongeruster Luiselli wordt. Terwijl ze zich afvraagt wat er nu met deze kinderen zal gebeuren, wordt hun eigen ‘alien’ status als Mexicanen hen door sommige inwoners van de zuidelijke staten niet in dank afgenomen.

Terug in New York hoort ze door een gelukkig toeval dat de immigratierechtbank met spoed tolken nodig heeft om de toestroom van de kinderen, die vaak alleen maar Spaans spreken, aan te kunnen. Luiselli brengt maanden door aan een mahoniehouten tafel waar ze de antwoorden van de ongeregistreerde kinderen via een lijst met veertig vragen moet ‘omzetten in bondige zinnen, transformeren tot een samenhangend verhaal.’ Maar hier stuit ze op problemen. Want ‘het zijn verhalen van zulke verwoeste levens dat het bijna onmogelijk is er nog een lopend verhaal van te maken. Ze hebben namelijk geen begin, geen midden en geen einde.’ In Luisellis korte essay – ruim honderd bladzijdes – probeert ze geen coherentie af te dwingen, maar luistert ze naar wat de kinderen haar vertellen en plaatst haar observaties in een afschrikwekkende context die de kinderen zelf niet kunnen overzien, maar waarvan ze de littekens al op hun huid dragen.

‘Waarom ben je naar de Verenigde Staten gekomen?’ is de eerste van de veertig vragen die Luiselli de kinderen moet stellen. Er zit een koude, meedogenloze gedachte achter: de regering wil dat de kinderen zo snel mogelijk terugkeren of in ieder geval verhinderen dat ze blijven komen. Wat blijkt is dat veel kinderen voor drugsgerelateerd geweld op de vlucht zijn; ze zijn het slachtoffer van een sinister netwerk van drugsbendes, politieke macht en onverantwoordelijkheid op het hoogste niveau. Intussen is de grensstreek van Mexico en de Verenigde Staten ‘één groot massagraf en de migranten die in dat deel van ons continent sterven worden simpelweg “woestijnbotten” genoemd.’ Niemand behalve een handvol vrijwilligersorganisaties en humanitaire groepen luistert naar degenen die de tocht door de snoeihete woestijn overleven er ergens in California, Texas of New York op zoek moeten naar een advocaat die hun zaak op zich wil nemen.

Waar Luiselli voor pleit is dat we de situatie erkennen als een ‘continentale oorlog’, omdat dit ons zou verplichten ‘het probleem tot aan de taal toe opnieuw te overdenken’. Door de taal te nuanceren verandert uiteindelijk ook iemands perceptie van de werkelijkheid. Illegale ‘aliens’ zijn criminelen; minderjarige oorlogsvluchtelingen hebben recht op hulp. Wat Luiselli doet is de verhalen van de kinderen keer op keer aanhoren, opschrijven, steeds maar weer, ‘om ons te kwellen en met schaamte te vervullen.’ Omdat het niet zo kan zijn dat we weten wat er onder onze neus gebeurt zonder er iets aan te doen. Omdat het publieke discours moet inzien ‘dat de oorzaken [van de kinderexodus] diep verankerd zijn in onze gezamenlijke continentale geschiedenis, en dus geen “ver-weg”-probleem in een vreemd land dat niemand op de kaart kan aanwijzen’.

‘Vertel me het einde,’ vraagt Luisellis vijfjarige dochter als ze haar over de kinderen in de rechtbank vertelt. Ze moet het antwoord schuldig blijven; niet alleen omdat het lot van veel kinderen, zelfs als ze een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen, onzeker is, maar ook omdat het een verhaal is dat nog niet is afgelopen. Met het presidentschap van Trump zien we de normalisering van een racisme dat voorheen was voorbehouden aan conservatief-rechts. Met dit boek zet Luiselli haar emotionele kapitaal – woede, verdriet en frustratie – om in politiek kapitaal, zoals veel schrijvers en intellectuelen in de Verenigde Staten die de wanhoop nabij zijn maar zich er niet aan kunnen, nee, mogen, overgeven. Haar woede, briljant gekleurd door haar taal, is tastbaar. Want, zegt ze: ‘Ik wist ook dat als ik juist dit verhaal niet zou opschrijven, het geen zin had om ooit nog iets anders te schrijven.’

Een paar weken voor de verkiezing van Trump als nieuwe president van de Verenigde Staten stap ik samen met mijn dochtertje van vijftien maanden in een vliegtuig. We keren terug naar Nederland, waar ik ondanks mijn ontheemde gevoel een betere toekomst voor me zie dan in haar andere thuisland, de Verenigde Staten. Maar de vraag ‘Waarom heb je de Verenigde Staten verlaten?’ is hier niet relevant. Mijn dochter en ik reisden in de tegenovergestelde richting omdat we die keuze hadden. De Centraal-Amerikaanse kinderen die zich vrijwillig overgeven aan de Border Patrol-beambten hebben dat niet. Want terugkeren naar hun land van herkomst betekent in veel gevallen de dood. Deze kinderen zijn dan ook geen illegale aliens die ‘verwijderd’ moeten worden, zelfs geen ongeregistreerde immigranten, maar oorlogsvluchtelingen. En iedereen die op de vlucht is hoopt ooit een eindbestemming te bereiken. Ergens aankomen – daar gaat het om.

Ilse Josepha Lazaroms

Valeria Luiselli – Vertel me het einde. Een essay in veertig vragen. Vertaald door Fiep van Bodegem en Merijn Verhulst. Das Mag | Karaat, Amsterdam. 132 blz. € 9,99.

[Wegens een conflict met Bol.com zijn de boeken van Das Mag daar niet te koop. Ga naar je eigen boekhandel of koop het boek rechtstreeks bij de uitgeverij]