Recensie: Paolo Cognetti – De acht bergen
Leve de rurale literatuur
Klassieke thema’s weten toch steeds weer te bekoren, mits oprecht gebracht. De in Milaan geboren schrijver Paolo Cognetti (1978) is tevens documentairemaker en dat kun je duidelijk merken in de onder meer met de Premio Strega 2017 bekroonde roman De acht bergen. Cognetti observeert en registreert, laat de duiding aan de lezer over. Maar tegelijkertijd weet hij een melancholische sfeer te scheppen waardoor je het gevoel hebt een autobiografische schets te lezen over liefde, dood, vriendschap, de moeizame relatie met ouders en het zoals altijd tevergeefs naar de hand trachten te zetten van het leven, het tarten van het noodlot. Dit alles tegen een adembenemend bergdecor in Noord-Italië.
Pietro is net als Cognetti zelf geboren in Milaan. Een echte stadsjongen van de breekbare, dromerige soort. Iemand die het liefst op zichzelf is, met zijn neus in de boeken. Zijn vader is ingenieur en sleept zich met tegenzin naar zijn werk, alsof hij de loopgraven ingaat. De man is ook een eenling, maar van een andere soort. Een mannetjesputter, een zwijgende binnenvetter. Een man, geboren in de bergen, die duidelijk niet op zijn plaats is. Niet dat hij, eenmaal op de hoogvlaktes, op de kale rotsen ineens empathisch wordt. Ook daar is hij zwijgzaam, nors, duldt hij geen zwakte. Een man die niets anders kan dan alleen met zichzelf lijden.
Het bereiken van een kale top – metaforisch voelt hij zich uitsluitend op zijn gemak boven de boomgrens – is voor hem geen einddoel, slechts een anticlimax. De moeder is weliswaar ook afkomstig uit de bergen, maar zij heeft een andere benadering ten opzichte van de (valse) nostalgie. Het leven dat ze eigenlijk hadden kunnen, hadden moeten leiden. Een eenvoudig zelfvoorzienend bestaan.
Zij geniet van het uitzicht, van de herinnering. Is meer een mens die zich tussen de bergbossen, op de alpenweiden en bij de meertjes op haar plaats voelt. Zij komt graag onder de mensen, sluit gemakkelijk vriendschappen, is van de helpende, van de onderwijzende hand. Na veel aandringen krijgt ze haar man zo ver dat er een vakantiehuisje wordt gehuurd in de bergen in Val d’Aosta. Elke zomer zal het gezin daar voortaan doorbrengen. Je zou verwachten dat ook de vader daar weer helemaal tot leven komt, maar hij is daar slechts in de weekenden, voornamelijk om tegen de bergen en tegen zichzelf te strijden.
De elfjarige Pietro heeft geen vriendjes, maar in de ruige natuur, in en vooral rondom het bergdorp Grana – waarvan het inwonertal is geslonken van honderd tot een goed dozijn – wordt hij onder de hoede genomen van de even oude boerenzoon Bruno. Een rechtdoorzee type die al jaren verantwoordelijk is voor een kleine kudde koeien. Ze worden boezemvrienden. De vader van Pietro heeft hem hoogstens wat klimlessen gegeven, de feitelijke natuuropvoeding krijgt hij van Bruno.
Cognetti schetst op originele, non-sentimentele maar daarom niet minder gevoelige wijze, de o zo bekende hobbelige route van een langdurige vriendschap. Pietro wil zich losmaken van zijn ouders, en dan vooral van zijn vader die hem als een gelijke meesleurt naar de toppen, de vraag ‘hoe ver is het nog?’ uit den boze. De vader die eigenlijk geen ander wereldbeeld duldt, die in Bruno een betere klimmetgezel vindt, die Bruno ziet als de gedroomde zoon.
De moeder wil de jongen een beter kans geven in het leven en gaat Bruno lesgeven. Hij moet en zal een diploma halen. Waarschijnlijk is de wildebras Bruno zo meegaand omdat hij van de moeder van Pietro wat gezinswarmte ontvangt. Haar man vraagt zich of Bruno wel ‘gered’ wil worden, of hij niet gewoonweg op zijn plaats is daar in de bergen. Cognetti is in deze roman een pleitbezorger voor de traditie. Wat is er mis met het leven dat eeuwenlang op deze toppen is geleefd, waarom moet iedereen het steeds maar ‘beter krijgen’? En wat houdt dat dan eigenlijk in? Is het educatie, verregaande automatisering? En dat in een tijd waarin steeds meer mensen teruggaan naar de natuur, streven naar, bijna zonder uitzondering utopische, eenvoudige levensvormen.
Pietro vertrekt als jongeling naar Turijn, heeft er een paar kortstondige verhoudingen. Met een van de meisjes gaat hij naar Grana. Twee jaar heeft hij Bruno niet gezien. Een prachtige scène wanneer ze elkaar in groot gezelschap – nu ja, voor Grana dan – in een café treffen, elk aan een zijde van de bar. Het voorzichtig aftasten bij de ‘hernieuwde’ kennismaking. Twee jongvolwassenen die avontuurlijke zomermaanden deelden, als een vakantieliefde. Het meisje uit Turijn is ook opgegroeid in de bergen. Als vanzelf blijven Bruno en zij aan elkaar hangen. Bruno krijgt de ambitie om de oude almboerderij nog net bij de boomgrens nieuw leven in te blazen. Zal de nieuwe tijd hem deze utopie gunnen?
Cognetti laat de verhouding tussen Pietro en zijn vader na verloop van tijd mooi kantelen. De man komt op voor hem typische wijze aan zijn einde. Hij sterft aan een hartaanval, alleen achter het stuur, op een eenzame weg. Pietro erft wat geld en daarnaast een woest stuk grond, hoog gelegen tegen een rotswand. En juist deze erfenis brengt Bruno weer bij hem terug, alsof zijn vader hem op een presenteerblaadje aanlevert. Een roerend inzicht. Het levert de mooiste tijd, de mooiste pagina’s op, wanneer de twee samen met de hand, zoals het al eeuwen gebeurt, een huis optrekken tegen de rotswand. Een huis zonder elektriciteit en stromend water. Leve de rurale literatuur.
Zal Pietro zich daar voorgoed terugtrekken, kan hij die ommezwaai aan? De vriendschap met Bruno is beperkt tot de bergen, met de buitenwereld heeft die niets van doen. Pietro heeft in de jaren voorheen overal ter wereld de bergen gezocht, zag in Nepal de bergcultuur die in zijn thuisland zo goed als verdwenen is. Pietro gaat de klimpaden van zijn vader na, ziet in de kaart die zijn vader heeft nagelaten een roman met vele verhaallijnen. Een veelzeggend bericht aan een zoon van een zwijgende vader.
Pietro en Bruno hebben gedurende meer dan drie decennia een band, soms staat de verhouding op springen maar er blijkt altijd rek in te zitten tot aan het bittere, maar o zo sensibele einde. Pietro kent Bruno beter dan iedereen denkt en gunt hem een geheim, hun gezamenlijke waarheid, waarvan de lezer ook deelgenoot wordt. Bruno de laatste echte bergbewoner. De bergen die snel weer met zichzelf alleen zullen zijn, terwijl hun gletsjers het geheugen zijn van het scala van gebeurtenissen van lang voorbije winters.
Guus Bauer
Paolo Cognetti – De acht bergen. Vertaald door Yond Boeke en Patty Krone. De Bezige Bij, Amsterdam. 224 blz. € 19,99.