Recensie: Erich Maria Remarque – De nacht in Lissabon
Een subtiele aanklacht tegen heilstaten
Bij de schrijversnaam Erich Maria Remarque, pseudoniem van Erich Paul Remark (1898 – 1970), denk je allereerst aan de everseller over de Grote Oorlog, over de tijdsgeest van de toen nieuwe twintigste eeuw, over de waanzin van de politiek, van de slagvelden: Van het westelijk front geen nieuws. Maar de in 1947 naar Amerika geëmigreerde en nooit meer naar het voor hem voorgoed besmeurde Duitsland teruggekeerde Remarque publiceerde, na een start als toneelcriticus en sportjournalist, nog zes sterke romans, die elk op eigen wijze de gevolgen van grootheidswaanzin, van de invloed van tot het uiterste doorgevoerde ideologieën op het individu beschrijven.
Juist dat individualistische element zorgt voor een sterk ‘meeleven’ van de lezer. Je zwenkt in de boeken van Remarque mee tussen hoop en wanhoop, veroordeelt en ontkracht, blijft gekluisterd aan de tekst mede door de, zeker voor die tijd, originele vorm en uitwerking. Zo ook in De nacht in Lissabon. Het is 1942. Een Duitse emigrant van Joodse afkomst heeft ten einde raad geprobeerd om in het casino van Estoril zijn schamele vermogen te vergroten. Een actie waar de vergeefsheid al in zit opgesloten. Hij verliest bijna alles. Het is een kwestie van uren, of toch in elk geval van dagen, voordat hij en zijn vrouw zullen worden opgepakt en uitgeleverd aan de nazispionnen.
Op de kade kijkt hij met onverholen weemoed naar de lichtjes van een Amerikaanse passagiersboot. De redding zo dichtbij en tegelijk zo ver weg. Hij heeft geen geld, geen pas en geen visum. Dan doemt er ineens een schaduw op uit de nacht, die een onwaarschijnlijk aanbod doet: twee tickets voor de boot die weldra zal afvaren. Hij heerschap stelt slechts één voorwaarde. De ontvanger moet zijn verhaal aanhoren. De emigrant aarzelt, vraagt zich af of het een agent is die er genoegen in schept om de vluchteling met valse hoop extra te vernederen, maar hij stemt toch toe, met het vooruitzicht van in elk geval een warm maal en een paar glazen druiventroost.
De emigrant en het heerschap, die zich heeft voorgesteld als Joseph Schwarz, Oostenrijks staatsburger, trekken zich terug aan een tafeltje in een louche bar en schuimen daarna gelegenheden af die in de nachtelijke uren nog open zijn. Waarom wil Schwarz de tickets afstaan, waarom ziet hij af van een nieuw leven, wat is er zo belangrijk aan zijn verhaal? Vragen die zorgen voor voortstuwing. Een soepele constructie die drijft op de macht van de herinnering, een aanklacht die juist omdat deze zo ‘apolitiek’, zo menselijk wordt gebracht, pas echt beschuldigt. Een monoloog die gaandeweg een dialoog wordt met de emigrant, met de lezer.
Schwarz schetst terloops, met een aanstekelijk tintje melancholie, tussen de ‘gewone’ perikelen van de vluchteling door, een sterk liefdesverhaal, een verhaal over levenslust, over tot het uiterste van dag tot dag leven, over een berusting die niets met fatalisme te maken heeft, maar slechts met ongekende innerlijke kracht. Zijn grote liefde is hem – door ziekte, een gezwel net zoiets als dat ziekelijke nationalisme – net voor de grote redding middels de ark naar Amerika uit de handen geglipt, maar ze hebben er, tegen de oorlogssfeer in, iets prachtigs van gemaakt, voor zolang als het dan ook duurde.
Intens leven dwars tegen de keer, de spirit, de bluf die de boze geesten kan verjagen, al is het maar voor even. De herinnering daaraan geeft hij de emigrant met de vertelling mee. In diens brein kan het bestaan, als een nieuwe indruk, zonder de ballast van Schwarz. ‘Een gevoel van leven zonder de rimpels van het vorige.’ In feite is De nacht in Lissabon daar de afspiegeling van. Een nieuw indruk, een verhaal dat keer op keer fris kan worden genoten. De kracht van de geest, van de verbeelding. Het verhaal van Schwartz, het verhaal van onderdrukking, van de waanzin van oorlog dat niet alleen in het brein en het lijf van de emigrant behouden blijft, maar ook in dat van elke nieuwe lezer.
De emigrant moet over een ongekend geduld beschikken. Voor een discussie heeft hij geen zitvlees meer genoeg. Remarque schetst zijn twijfel, zijn vertwijfeling met subtiele pennenstreken. Gaandeweg de roman wordt ook het beeld van de emigrant duidelijk, komt hij losser in de tekst, geeft af en toe weerwoord op de intelligent verweven ‘levenslessen’ van Schwartz. Schwartz die het geluk in pacht heeft, ondanks de doodskist die ergens in Lissabon staat, in een ongelucht vertrek. De nacht in Lissabon is het geloof in privéwonderen in een tijd dat elk wonder, elke verwondering uit de wereld lijkt te zijn. En dat is juist wat Schwartz op zeer aanstekelijke en intelligente wijze vertelt. Hij heeft een pas, wat geld en een paar waardevolle tekeningen van Degas van een ‘weldoener’ geërfd en nu wil hij het wonder doorgeven.
Door de wol geverfd zijn beide vluchtelingen. Kampen en gevangenissen hebben ze gezien. Schwartz heeft zich door grenzen gebluft, heeft rivieren overzwommen om uiteindelijk terug te gaan naar zijn geboortestad (dezelfde als Remarque) Osnabrück, alwaar zijn vrouw Helen het al vijf jaar zonder hem heeft moeten stellen. Nogal een waagstuk, teruggaan naar Duitsland, wanneer je daar juist uit gevlucht bent. Maar Schwartz, die dus eigenlijk helemaal geen Schwartz heet, slaagt er juist door het verrassingselement vrij gemakkelijk in. Welke gek gaat immers vrijwillig terug naar een totalitaire staat? Geen wonder dat hij zich in zijn eigen omgeving zo buitengesloten voelt, zo intens veel eenzamer, meer ontheemd dan op de vlucht.
Schwartz en Helen gaan samen op de loop, naar Zwitserland, naar Parijs, leven intens van wat spaargeld en van wat de tekeningen van Degas opbrengen. Maar er is geen ontkomen aan de vloek van het totalitarisme, gesymboliseerd door de broer van Helen, een pafferige reus, een hoge bons bij de nazi’s. Maar uiteindelijk zijn Schwartz en Helen elk op hun eigen manier ontkomen.
De dialogen van Remarque zijn sterk, wrang geestig. Twee emigranten wiens zintuigen in jaren van ballingschap tot het uiterste zijn aangescherpt. Het levert een stilistisch gave, melancholische roman op met een keur aan indringende observaties. ‘De dood een slap aftreksel van de tijd.’ Het is een roman over mensen in een tijd waarin alles naar militaire principes ingedeeld werd: soldaten, bruikbare burgers, nuttelozen en vijanden. Daarom geeft Schwarz ook tussendoor natuurbeschrijvingen. De natuur wijst nooit af, vraagt niet om een Ariërpas. Het is de overweldigende paradox van het totalitarisme. Ze willen een bepaalde bevolkingsgroep niet hebben, maar ze ook niet laten gaan. De willekeur ten top. De nacht in Lissabon is een subtiele aanklacht tegen heilstaten in het algemeen, vertelt via een handvol echte mensen, vol met angst, twijfel, maar ook met innerlijke kracht en liefde.
Guus Bauer
Erich Maria Remarque – De nacht in Lissabon. Vertaald door F. van Schouwen. Cossee, Amsterdam. 288 blz. € 22,99.