Underground: Friedrich Dürrenmatt – De rechter en zijn beul
De jager en het wild
Een van mijn favoriete films is de eerste Batman-film van Tim Burton; ik zou hem graag weer eens zien. Gelukkig is de herfst gearriveerd, dat betekent naast een excuus voor poffertjes ook een excuus voor films. Boeken kunnen het hele jaar door gelezen worden, maar voor films moet het wat mij betreft donker, koud en regenachtig zijn. Volgens mij is het nihilisme nog nooit zo mooi verbeeld – goed, er is Harry Lime (Orson Welles) in The Third Man – als door de Joker, gespeeld door Jack Nicholson, een misdadiger die puur vanwege het spel vernietigt, voor zijn plezier. De zin die hij uitspreekt voor hij zijn slachtoffers doodt, is duistere poëzie: ‘Did you ever dance with the devil in the pale moonlight?’ Een duivels personage, dat streeft naar totale ontregeling. Gotham City is een gothische stad; de slotscène speelt zich af op een kathedraal met waterspuwers. Aan Batman werd ik herinnerd door De rechter en zijn beul, de tweede misdaadroman van Friedrich Dürrenmatt die Uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep in relatief korte tijd heeft uitgegeven. In het nawoord van Gerhard P. Knapp, volgens mij een literatuurwetenschapper, wordt Dürrenmatts essay ‘Theaterprobleme’ aangehaald waarin hij schreef te kiezen voor de misdaadroman, omdat de ‘wereld van Bildung, van alfabeten’ hem benauwde; hij wilde ‘kunst aanbrengen waar niemand die vermoedt’: ‘De literatuur moet zo licht worden dat ze op de weegschaal van de huidige literatuurkritiek niets meer weegt: alleen zo krijgt ze weer gewicht.’ (Een uitgangspunt dat nog steeds nastrevenswaardig lijkt, al is de wereld veranderd: zou een kunstenaar tegenwoordig niet eerder de wereld van de Bildung moeten opzoeken nu die zo goed als verdwenen lijkt? De lichtheid is overal doorgedrongen.) Burton deed hetzelfde in Batman, hij bracht kunst aan waar niemand het vermoedde, strips – strips zijn voor kinderen – en maakte een existentialistische gangsterfilm.
Dat is niet de enige overeenkomst, ook bij Dürrenmatt treffen we een ‘Joker’ aan, een nihilistische misdadiger, Gastmann geheten, eveneens met handlangers. De roman staat vol prachtige scènes, en ook hilarische terzijdes bijvoorbeeld bij de ondervraging van een schrijver (‘Als wij niet in zijn volgende roman terechtkomen is dat een waar wonder, dacht hij’), maar een van memorabelste is de begrafenis van Schmied, de politieman die is vermoord. Rondom het graf staan politiemensen, ‘allemaal in burger, allemaal met dezelfde regenjas, met dezelfde stijve zwarte hoed, de paraplu als een sabel in de hand, wonderbaarlijke dodenwachten, ergens vandaan hierheen geblazen, onwerkelijk in hun braafheid.’ Achter hen staan muzikanten in rijen opgesteld. De dominee is opgehouden met spreken: ‘Niemand merkte het. Alleen de regen was er, alleen de regen was te horen. De dominee hoestte. Eén keer. Nog een paar keer. Toen barstten de bassen, de trombones, de waldhoorns, de cornetten, de fagotten los, trots en plechtig, gele flitsen in de regenstromen; maar vervolgens zonken ook zij weg, verwaaiden, gaven het op.’ Het hoofd van de politie zegt: ‘Mannen, onze kameraad Schmied is niet meer.’ Waarop hij wordt onderbroken door ‘een wild, blèrend gezang: ‘De duvel gaat om, de duvel gaat om, hij slaat er alle mensen krom!’ Dat gezang komt van twee ‘ruwe, reusachtige kerels’ in smoking en met een hoge hoed die komen ‘aangewankeld’. Ze dragen een groene lauwerkrans en storten zich in het gezelschap. Als ze de lauwerkrans op de kist hebben gesmeten lopen ze weer weg en gooien kruisen omver. Op het vuile lint staat ‘in uitgelopen zwart’ te lezen: ‘Voor onze dierbare Dr. Prantl’ Prantl is de bijnaam van de vermoorde politieman. De ontregeling, een ontheiliging. Dürrenmatt schrijft dat de stadsmuzikanten om de plechtigheid te redden ‘wanhopig beginnen te blazen’, maar iedereen vlucht weg van het graf, vanwege de regen die een ‘geselende storm’ is geworden; ‘alleen de doodgravers bleven achter, zwarte vogelverschrikkers in het geloei van de wind, in het gekletter van de wolkbreuken, en ze deden hun best de kist eindelijk te laten zakken.’ Dürrenmatts woorden waren niet loos, zoveel mag duidelijk zijn, hij bracht inderdaad kunst aan in de misdaadroman.
De hoofdman van de politie zegt dat ‘grappen maken’ Gastmanns manier van doen is, maar Bärlach, de Berner commissaris die de moord moet ophelderen, hoeft hij niets te vertellen. Hij kent de man die schuilgaat achter de naam Gastmann maar al te goed. In Constantinopel sloten ze veertig jaar geleden, Bärlach als jonge politie-expert in Turkse dienst en de ander als ‘zwervende avonturier’, onder invloed van een brandewijn, ‘die gegiste sappen van weet ik wat voor dadels en die vurige zeeën van vreemde korenvelden rondom Odessa’, een weddenschap af. Bärlach beweerde dat alle misdaden vroeg of laat aan het licht zouden komen. Zijn tegenspeler stelde dat ‘juist de gecompliceerdheid van de menselijke relaties het mogelijk maakte om misdaden te begaan die niét konden worden opgehelderd.’ Zijn hele loopbaan werd Bärlach achtervolgd door deze tegenspeler, die telkens weer als ‘een grijs monster’ opdook om onder de neus van de commissaris ‘steeds driestere, wildere, godslasterlijker misdaden’ te begaan, misdaden die Bärlach inderdaad nooit wist te bewijzen. Daaraan wordt hij herinnerd bij een onverwacht bezoek in zijn huis in Bern, de stad waar Bärlach ooit weer is teruggekeerd, niet omdat hij zo van de stad hield, maar na een ‘oorvijg’ die hij een Duitse hoge ambtenaar had gegeven. Zijn tegenstander streek in een gehucht bij Bern neer. Bärlach is oud en ziek, hij heeft nog maar één jaar te leven; de dood, ‘een rechter wiens vonnis het zwijgen is’, is op hem aan het wachten, terwijl er nog een rekening moet worden vereffend, een vonnis moet worden uitgesproken. Na het bezoek krijgt Bärlach een aanval en kruipt over de grond als een dier, zachtjes kreunend: ‘Wat is de mens?’ Een vraag die door Dürrenmatt in deze geraffineerde roman wordt beantwoord: speler of pion. Jager of wild. En dat afwisselend. Na deze twee heerlijke misdaadromans van Dürrenmatt ben ik nog steeds hongerig, nee ik ben nóg hongeriger geworden.
Johannes van der Sluis
Friedrich Dürrenmatt – De rechter en zijn beul. Vertaald uit het Duits door Ria van Hengel. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam. 134 blz. € 17,50.
(Afbeelding: Wikimedia commons)