Recensie: Rinus Spruit – Broeder, schrijf toch eens!
Een monumentje voor een levensstijl
De Zeeuwse schrijver Rinus Spruit (1946) blijft met zijn werk dicht bij zichzelf, en daar is helemaal niets op tegen. Het heeft in zijn geval geleid tot mooi ingetogen werk, zoals de familiegeschiedenis De rietdekker en de roman Een dag om aan de balk te spijkeren, over een man van twaalf ambachten, dertien ongelukken die op een Frans Pointl-achtige manier naar liefde hunkert, die wel graag met een vrouw zou samenleven, maar eigenlijk te eigenzinnig is. Die nog steeds vol verwachting is van het leven, maar tegelijk de eenvoud, het kalme dagelijkse leven koestert.
Op het omslag van de nieuwste Spruit, Broeder, schrijf toch eens!, staat ‘roman’, maar ergens gooit de schrijver het romaneske met dit boek overboord. Er zit nog steeds een zoektocht naar geluk in verweven, maar het geheel heeft meer iets weg van een privédomeindeel. De schrijver die eigenlijk niet meer doet dan de dagelijkse gang van zaken documenteren. En in dit geval tegelijk op een bijna associatieve manier onderzoek doen naar de geschiedenis van een familie, van een huis, van een landsdeel. Het levert bij tijd en wijlen Gerbrand Bakkerachtige natuurbeschrijvingen op. De vogeltjes op het voederstation, de gewassen op het verpachte veld voor het keukenraam.
Groot voordeel bij deze aanpak is de waarachtigheid van de tekst. Het verklaart gelijk het poëtische element in het proza van Spruit. Het is het scheppen van een eerlijke sfeer. Of het allemaal precies zo gebeurd is, doet volstrekt niet ter zake. De lezer kan er gemakkelijk in meegaan.
Hoofdpersoon Spruit is 58 jaar. Hij heeft zijn vader, de oude rietdekker, lang verzorgd en is na diens dood weer in het Zeeuwse ouderlijk huis in Nieuwdorp gaan wonen. Als vanzelf komen jeugdherinneringen boven. En er ontstaat een behoefte om dieper in de historie van de familie, van het land te duiken. Genealogie is inmiddels een internationale sport geworden, als een laatste redmiddel tegen de teloorgang, tegen het persoonlijke sneven, de vergankelijkheid. De mens die van zichzelf een schakel in de tijd maakt.
Dozen met documenten worden van zolder gehaald en bestudeerd. Verre familieleden worden aangeschreven met verzoeken om informatie over overgrootouders. Alsof men veel wetenswaardigheden zou kunnen verstrekken over mensen die men eigenlijk niet heeft gekend. Ja, er is overlevering. Maar, zoals Spruit ook mooi laat zien met het achtergrondverhaal van de naar Antwerpen uitgeweken oudtante Catharina, zijn er sterk uiteenlopende waarheden in omloop.
En juist daar komt de schrijver Spruit adequaat in actie. Hij schrijft (en vertelt uiteindelijk aan een soortement vrijetijdsmedium) een eigen geschiedenis van deze vrouw. Een eigen waarheid. Zo zou het gegaan kunnen zijn. Spruit mixt de dagelijkse beslommeringen met zijn twee katten met jeugdherinneringen – herkent en benoemt in retrospectief het geluk van het kind – met jeugdherinneringen van zijn vader, met de op zolder gevonden brieven, met dagboekachtige notities.
Is een dergelijk aanpak te particulier? Door de gekozen vorm zou je dat soms kunnen denken. Maar de stijl heft dit grotendeels op. En de herinnering is nu eenmaal, om het wat oneerbiedig te zeggen, een allegaartje. Zo werkt het brein, zo noteert de schrijver zonder opsmuk. Zonder sentimentaliteit, maar wel met veel gevoel, met fijne snikjes melancholie. En daarin zit de meerwaarde. Het levert ontroerende passages op. In feite doet hoofdpersoon Spruit niets anders dan de vader en moeder minder dood maken, de aanhankelijkheid, het gemis toegeven. Goede, brave mensen. Daarnaast spaart hij zichzelf niet, weet inmiddels dat hij een aartstwijfelaar is geweest, erkent zijn menselijke makken.
Ik liep weg waar ik had moeten blijven en bleef waar ik beter weg had kunnen gaan. Mijn eenvoudige hardwerkende vader zag het aan, begreep het niet en leed eronder. En ik lachte om zijn simpelheid. Hij is nu anderhalf jaar dood en hoe langer hij dood is hoe meer ik aan hem denk. Ik zou mijn leven over willen doen, al was het alleen maar voor mijn vader.
Ook in Broeder, schrijf toch eens! doet hoofdpersoon Spruit weer wat halfslachtige pogingen om aan een levende kruik voor de winter te komen, maar de vergeefsheid straalt er vanaf. Een verpleegster die hij echt ziet zitten, stelt het voor zijn gemoed misschien wel iets te duidelijk: ‘Geen vrouw is goed genoeg voor jou. Jij zoekt je moeder.’ Zonder nog verder door te tasten, blaast hij zwijgend de aftocht.
Broeder, schrijf toch eens! is opnieuw een monumentje voor een levensstijl, voor een geslacht van eenvoudige mensen, voor een landschap, en ditmaal ook voor een (ouderlijk) huis. Een mens die zijn afkomst niet verloochent maar omarmt. Een monumentje ook voor deerlijk gemiste ouders.
Guus Bauer
Rinus Spruit – Broeder, schrijf toch eens!. Cossee, Amsterdam. 192 blz. € 18,99.