Column: Karel ten Haaf – Levensbrieven
Een zekere mate van voyeurisme is geen enkele lezer vreemd. Van abonnees op de roddelbladen tot liefhebbers van literaire romans, iedereen lijdt aan dit euvel. Jezelf onderdompelen in de zielenroerselen van een onbekende, dat is wat een romanlezer doet. Niet raar, want de lezer inzage en eventueel inzicht geven in wat er zich in het hoofd van een ander afspeelt, dat is wat een literair auteur beoogt – naast een aantal andere zaken natuurlijk, maar toch. Het is dan ook niet vreemd dat meerdere schrijvers op het idee gekomen zijn om liefdesbrieven te verzamelen en te bundelen, want nergens vind je intiemere gedachten die ongekuist aan het papier zijn toevertrouwd – op papier gesmeten vaak, in de hitte van het moment. Teksten vol geilheid, jaloezie, tederheid, woede, vreugde en teleurstelling. Contextloze teksten, die niet alleen de voyeuristische nieuwsgierigheid bevredigen maar ook de fantasie prikkelen: een welgekozen liefdesbrief is een gecomprimeerde roman.
In 1970 verscheen bij De Bezige Bij te Amsterdam Ik hou van jou. Liefdesbrieven geselecteerd door Eva Hoornik. De samenstelster debuteerde twee jaar eerder, bij dezelfde uitgeverij, met de roman Ontbijt met z’n drieën.
Ik hou van jou bestaat uit vijf afdelingen: ‘Middelbare scholieren’, ‘Verliefd’, ‘Getrouwd’, ‘Overspel’ en ‘Gescheiden’, waarvan de laatste twee hoofdstukken uiteraard verreweg het interessantst zijn voor de voyeur die drama wil.
Brieffragment uit ‘Overspel’:
Ik verlang als een klein jongetje naar je. Ik denk alleen maar aan jouw borsten, aan jouw billen, en als ik met Agnès naar bed ga, zit jij in mijn hoofd, of liever gezegd, in mijn lul. Vergeef me de groffe taal, maar ik weet dat je niet vies bent van dit soort woorden. Zelfs nu ik je schrijf wordt hij alweer stijf in mijn broek. Wat jij voor me hebt, waardoor ik altijd zo geil op je wordt, kan ik niet onder woorden brengen. Het is inderdaad jammer dat Bert niet zoveel in Agnès ziet. Misschien kunnen we toch nog eens voorstellen om het eens met z’n vieren te proberen, als we veel gezopen hebben.
[p. 184]
Uit dezelfde brief:
Je bent enorm in bed, ik heb nog nooit zoiets meegemaakt. Het is net alsof je een cursus gevolgd hebt. Heeft Bert het je eigenlijk geleerd, of jij hem en hoe is hij in bed? Ik durf het je nooit te vragen. Ik ben toch ook bang voor het antwoord, want wat voor de een goed betekent is voor de ander niet hetzelfde.
[p. 185]
Een ander epistel, uit dezelfde afdeling maar met een geheel andere toon:
Zo langzamerhand kots ik op jou. Jij met je mooie praatjes. Je slijmt maar door, en niet alleen met mij, maar met al die andere wijven, slijm je. Gisteren zag ik je met dat nieuwe mokkel sjouwen. Jezus wat keldert jou smaak. Ik dacht dat je van blond hield. Nou deze slet was zo zwart als piet. En nou wou je zekers zondag weer bij mijn aan kome kakken. Weer aan het begin van de middag, als Ansje en Gerritje bij oma wezen, als ons lekkere tweepersonenbed weer klaar staat. Je wilt zeker die opgezette stengel van je weer in mijn (op jouw verzoek, sijkert) afgeschoren je-weet-wel stoppe. Nou je kan mooi de pot op. Je eeuwige honger stil je maar bij dat zwarte kreng. Laat haar maar met d’r magere spillepoten wijd liggen, aan mijn lijf kom je niet meer met die smoezelige vingers van je. Je hoeft je trouwens over mijn liefdesleven niet ongerust te maken. Daar zorgt lekkere Piet wel voor. En beter dan jij ooit gedaan hebt. Die kan der wat van, ik kom veel beter aan me trekken, en je weet dat ik er nooit vies van ben geweest, want per slot heb ik jou alles moeten leren, behalve dan dat ongeine idee van me kut kaal scheren, dat had meneer bedacht. Nou groeit alweer aardig aan.
[…] Piet schreeuwt niet en gaat helemaal niet zo te keer als jij. Weet je je denkt dat jij heel wat bent met 1 keer naaien en veel geschreeuw, maar het stelt niets voor. Piet kan wel 4 keer, en als ik ondertussen wat eieren voor hem bak of me tussendoor wat opduf, jouw zwarte nylon duster en wat parfum fatal op me tieten smeer, nou dan vaak ook nog een vijfde.
[p. 192 en p. 193]
Ook de eerste brief uit de laatste afdeling – ‘Gescheiden’ – stroomt over van tederheid:
Vuile stinkhoer,
Zo langzamerhand heb ik echt geen ander woord meer voor dat stuk sikreet dat ik jou vind. Nou bin ik godverdomme al drie keer zoals “afgesproken” was bij jullie aan de deur geweest om Daniëlle en Chermaine te zien te krijgen, maar nee hoor madame houd zich niet thuis. Je ligt zeker met die kolenboer onder der ogen van de kinderen te naaien, want dat kon je toch zo goed, dat vond je toch zo lekker, die stinkende vette dijen van elkaar te doen zodat ik mijn lul er in kon steken, liefst na iedere maaltijd. Nou ik gun die kolenboer die vieze stinkende kut van jou, denk maar niet dat ik daarom zo tekeer ga, ik heb wel betere scheuren gehad na de jouwe, maar het gaat me godverdomme om me eigen bloed en vlees of heb je ze soms al wijs gemaakt dat die kolenschurk hun nieuwe pappie is?
[p. 209]
Tot zover mijn selectie uit de door Eva Hoornik geselecteerde liefdesbrieven. Volgende week over de door een andere auteur gepubliceerde verzameling. Sluit ik nu af met de prachtige openingszin ‘Beste Yvonne ik hoop dat u het me niet Kwadelijk neemt dat ik u schrijf.’ [p. 194]
Karel ten Haaf