Recensie: Alain Robbe-Grillet – Een regicide
Hoezo ‘onleesbaar’?
Sommige schrijvers hebben hun reputatie tegen. Wie in een gesprek met een doorsnee Franstalige lezer terloops de naam Alain Robbe-Grillet (1922-2008) laat vallen, kan vaak al van het gezicht van zijn gesprekspartner aflezen dat die schrijver vaak een diepe weerzin inboezemt. We hebben het immers over het boegbeeld van de Nouveau Roman, een beweging die zich radicaal afzette tegen de traditionele negentiende-eeuwse roman, met zijn samenhangende, geordende verhaallijnen, dialogen en wat dies meer zij. Het was dan ook een verrassende keuze van uitgeverij Koppernik om uitgerekend Een regicide uit te brengen, eigenlijk de eerste roman die Robbe-Grillet al in 1948 schreef, temeer daar ander, bekender werk van Robbe-Grillet zelfs niet (meer) in het Nederlands te krijgen is. De eersteling van deze auteur werd zelfs afgewezen door de prestigieuze Franse uitgeverij Gallimard. Er was wel belangstelling van Les Éditions de Minuit, maar dat huis publiceerde toch eerst liever het latere werk van Robbe-Grillet. Kortom, pas in 1979 verscheen dit boek in het Frans, en nu, bijna 70 jaar nadat de schrijver aan zijn boek begon, is er eindelijk een Nederlandse vertaling.
Van opleiding was Robbe-Grillet landbouwingenieur, wat hij gemeen had met Michel Houellebecq. Niet dat de twee boezemvrienden waren: Robbe-Grillet liet zich behoorlijk denigrerend uit over de literaire kwaliteit van Houellebecqs werk, die op zijn beurt vooral benadrukte hoe verschrikkelijk saai hij het werk van zijn oudere vakgenoot vond. In De kaart en het gebied wordt Robbe-Grillet zelfs even ter sprake gebracht door kunstenaar Jed Martin: ‘Terwijl ik niet weet of u literair gezien iets met die verwarming kunt […] Of toch wel, je hebt natuurlijk Robbe-Grillet, die zou de verwarming gewoon hebben beschreven… Maar ik weet niet, ik vind dat niet zo interessant…’ En even verder: ‘Laten we het maar niet over Robbe-Grillet hebben’. Pour la petite histoire…
De verhaallijn van Een regicide flitst voortdurend heen en weer tussen twee schijnbaar parallelle werelden. In eerste instantie gaat de aandacht naar Boris, calculator in de Algemene Fabriek, die een eenzaam, kleurloos bestaan leidt: ‘De radio van de buren praatte, vlak en kleurloos, alsof de speaker uit een boek voorlas dat hemzelf noch iemand anders boeide en hij er niet eens zeker van was of er wel iemand luisterde.’ Het land is ondergedompeld in een diepe lethargie: ‘Mannen en vrouwen werden door hun zondagse bezigheden net zo gedachteloos in beslag genomen als bij hun dagelijkse werk, ze waren alleen maar iets netter gekleed en ze leken zo op elkaar, zo zinledig, met lome benen en afhangende schouders, zonder een echt doel, zonder beweegreden.’
De bevolking heeft nauwelijks enige belangstelling voor politiek en weinig mensen doen de moeite om te gaan stemmen – het lijkt wel het huidige Frankrijk. Als er verkiezingen komen, wint de Kerkpartij, die de kathedralen in hun glorie wil herstellen, maar voor de rest is de ideeënarmoede van de politieke klasse onmiskenbaar: ‘Over het algemeen vonden de politici ideeën gevaarlijk, ze maakten er dan ook alleen gebruik van in hun schaarse en verwarrende toespraken, die in de dagbladen naar de laatste pagina werden verbannen.’ En dan krijgt Boris een ingeving: een regicide of moord op de koning, een figuur die ‘weliswaar niet populair, maar in zijn onbeduidendheid en volstrekte onschadelijkheid toch wel geaccepteerd was’. Mocht u trouwens in deze beschrijving uw eigen vorst herkennen, weet dan dat u niet de enige bent. Of Boris’ plan uiteindelijk lukt, blijft in het ongewisse.
De andere verhaallijn speelt zich af op een vochtig, mistig, afgelegen eiland, waar de ik-figuur in een gemeenschap van uitsluitend mannen een ruw, primitief leven leidt: ze zijn eng behuisd in schamele hutjes, houden schapen, telen aardappelen en rogge, vissen op zee. Met veel gevoel voor detail en een briljante stijl schetst Robbe-Grillet de sfeer:
Maar we kennen eeuwig alleen maar mist en regen, een fijne motregen, die wekenlang valt zonder door ook maar het minste zuchtje wind te worden verdreven, die stilaan paden doorweekt waarop de voetstappen met smakkend geklaag voortgaan, die overal binnendringt, zelfs in de schuren en de woonkamers, die de kleren van de mensen vochtig maakt en ten slotte ook de grauwe, doffe wol van de schapen.
En vooral de mist, steeds weer die dichte erwtensoep:
De mist om ons heen wordt dichter, elke dag een beetje meer, een beetje zwaarder, een beetje minder ondoordringbaar. Voorbij is de tijd dat hij optrok, de tijd van met opklaringen onderbroken slierten, van de grijsachtige sluiters waarin de contouren hun samenhang verloren; voortaan leven we in een ondoorzichtige en ononderbroken substantie die ons geleidelijk verstikt.
Het enige lichtpunt in de duisternis is de komst van de sirenen, die het eiland even plots weer verlaten: ‘Op gloeiend hete stranden, tussen de rotsen, zullen we jonge vrouwen met gouden schubben aantreffen, snelle, soepele zwemsters met weelderig golvend algenhaar’.
De hele roman doet unheimlich aan, maar dankzij Robbe-Grillets stilistische vernuft is het een feest om in dit donkere universum te mogen vertoeven. Indrukwekkend is de manier waarop de auteur de overgang maakt tussen de twee parallelle, maar toch in elkaar overvloeiende werelden: met een beeld, een raak gekozen woord… Hoewel we hier te maken hebben met een vroeg voorbeeld van de Nouveau Roman, een prototype of voorloper als het ware, blijkt vooral dat Alain Robbe-Grillet helemaal niet zo onleesbaar is als sommige kwatongen beweren. Misschien biedt deze publicatie wel de mogelijkheid om de rest van zijn oeuvre te re-introduceren in het Nederlandse taalgebied. De lezer moet weliswaar bereid zijn om mee te gaan in een dromerige, associatieve vertelstijl zonder rechtlijnige plot, maar als we die bijvoorbeeld wel van een filmregisseur als David Lynch aanvaarden, waarom dan niet van een romanschrijver?
Tot slot nog enkele woorden van lof voor vertaler Christian Hendrikx, die waarschijnlijk niet zijn proefstuk heeft geleverd met deze vertaling en hopelijk nog meer werk van Robbe-Grillet zal ontsluiten. In zijn nawoord noemt hij de tekst een ‘conglomeraat’ en wijst hij op de onzinnigheid om de ware toedracht in deze roman te willen achterhalen. Een symbolische lezing, aldus Hendrikx, is uit den boze: ‘anders verlies je oog en gevoel voor alles wat Een regicide tot een geweldig suggestieve en speculatieve betekenis maakt, zoals die o zo concrete, uiterst nauwkeurige waarnemingen.’ Of de lectuur van dit boek echt de indruk wekt dat ‘al die traditioneel realistisch vertelde verhalen slechts doorzichtige, eenvoudig weg te blazen of weg te wuiven oppervlakkige nevelslierten, povere schijnvertoningen’ zijn, is discutabel, maar Robbe-Grillet heeft zeker een waardevol alternatief gevonden voor de lineaire, realistische vertelvorm.
Daan Pieters
Alain Robbe-Grillet – Een regicide. Uit het Frans vertaald en van een nawoord voorzien door Christian Hendrikx. Koppernik, Amsterdam. 144 blz. € 17,99.