Recensie: Tonke Dragt – Als de sterren zingen
Alles wat de moeite waard is, moet een beetje geheimzinnig zijn
Met Aan de andere kant van de deur (1992) schreef Tonke Dragt een associatief opgebouwde avonturenroman, waarin ze schijnbaar eenvoudige begrippen als heden, verleden en toekomst op filosofische wijze thematiseert en ontleedt. Het is een minutieus uitgewerkte totaalroman, door Dragt als het eerste deel van het tweeluik Zeeën van tijd gepresenteerd. Het tweede deel – met werktitel De weg naar de cel – werd al meermaals jubelend aangekondigd door uitgeverij Leopold, en zou een (her)vertelling van de gebeurtenissen worden, gezien vanuit het standpunt van andere personages. Vijfentwintig jaar later is De weg naar de cel echter nog steeds niet verschenen. Haar talrijke lezers bedenkt Dragt echter met Als de sterren zingen, een lijvige verzamelbundel met nieuw werk en eerder gepubliceerde verhalen, veelal tussen 1956 en 2005 verschenen.
De verhalen in Als de sterren zingen zijn echter niet chronologisch, maar thematisch opgebouwd, volgens vijf verschillende genres, nanemlijk ‘Sprookjes & vertellingen’, ‘Sages, mysteries & avontuur’, ‘Raadselverhalen’, ‘Toekomstverhalen & sciencefiction’ en ‘Nachtverhalen’. Dat zijn overigens vrijblijvende indicaties, want eigenzinnig als Tonke Dragt is, vermengt ze kenmerken van meerdere genres in haar vertellingen. Dat blijkt bijvoorbeeld al uit het openingsverhaal ‘Twee rode tulpen’, dat als sprookje gepresenteerd wordt, maar tegelijkertijd ook een verklaring wil bieden voor het ontstaan van de bollenvelden in Nederland en zich zo als sage laat lezen. Andere verhalen, zoals ‘De doos van Ibrahim’, zijn doordrenkt van typerende couleur locale, die Dragt onnadrukkelijk weet op te roepen. Zo ontstaat een literaire smeltkroes van invloeden en genres.
Meer nog dan magische elementen integreren, legt Dragt de nadruk op de psychologische ontwikkeling van haar personages, die veelal met enkele zinnen treffend gekarakteriseerd worden: ‘De waarheid was dat prinses Petunia helemaal niet wilde trouwen. Ze wilde vrij en onafhankelijk blijven en alleen haar eigen wil volgen.’ Einzelgängers zijn het, zoals tovenaar, minstreel, verhalenverteller, die onafhankelijk willen blijven maar tegelijkertijd toch een hang naar sociale contacten ontwikkelen. Behept met ongewone talenten dienen ze – geheel in de traditie van het volkssprookje – schier onmogelijke opdrachten te vervullen. Dappere ridders en prinsen trekken op queeste, terwijl begenadigde vertellers hun roemruchte daden verspreiden, zodat Dragts verhalen uit een lange, orale traditie lijken te stammen.
De sciencefiction en toekomstverhalen leiden lezers naar mysterieuze droomwerelden en parallelle universums, vol ongekende mogelijkheden en kansen, maar ook onvoorziene beperkingen. Robotten en machines nemen de dagelijkse taken over, wat echter luidheid creëert: ‘En hier, bedacht hij plotseling, had hij tenminste machines. Alles was beter dan het zelf te moeten maken.’ Edu schrikt niet weinig wanneer hij verneemt dat kinderen in vroeger tijden écht moesten leren lezen en rekenen. Dragt presenteert een dystopisch wereldbeeld, waarin het fundamentele onderscheid tussen mens en robot enkel nog gevoelsmatig vast te stellen lijkt. Enkele hoofdstukken uit haar toekomstromans Ogen van tijgers (1982) en Dichtbij ver van hier (2009) werden integraal opgenomen; dat levert een minder interessante leeservaring op, aangezien de verhalen ontdaan zijn van iedere context.
Interessant en zeker relevant is het feit dat Dragt toelichting bij haar verhalen biedt onder de noemer ‘Tonke Dragt vertelt’. In haar gekend beeldende stijl spreekt ze lezers als het ware rechtsreeks aan, biedt hun achtergrond bij de verhalen en belicht tegelijkertijd haar inspiratiebronnen. Qua illustraties en collages valt geen echte eenheid te ontdekken; Dragt merkt terecht op dat haar visueel en illustratief werk een halve eeuw beslaat. Een evolutie laat zich moeilijk aflezen, aangezien de verhalen niet chronologisch geordend zijn. De veelheid aan stijlen en indrukken bepaalt mede de kracht van deze bundel: Dragt grossiert in adembenemende collages, die ze tot in de kleinste finesses uitwerkt. Dankzij de overzichtelijke compositie verworden ze tot rijkgeschakeerde landschappen die tot (her)ontdekken uitnodigen.
Voor de fans-van-het-eerste-uur blijft het wachten op De weg naar de cel, al kunnen zij zich ondertussen verheugen in Als de sterren zingen. Dit fraai vormgegeven overzicht van eerder verschenen verhalen, aangevuld met nieuwe vertellingen, is echter niet zomaar een zoethoudertje voor de ‘die hard-fans’; de verhalen staan perfect op zichzelf en vormen een prima inleiding tot Dragts werk, zowel het visuele, stilistische als thematische. Een bundel die tot grasduinen en (her)ontdekken uitnodigt.
Jürgen Peeters
Tonke Dragt – Als de sterren zingen. Leopold, Amsterdam. 428 blz. € 29.99.