Recensie: Karl Geary – Montpelier Road
Love reign o’er me
In Montpelier Parade van de Iers-Amerikaanse schrijver Karl Geary is een opstandige puber in beweging, die zijn familie moet zien te overleven en de consequenties van zijn daden nog niet overziet. Een boek zonder loutering, maar met een zinderende inhoud.
Sonny Knolls is zestien jaar en de jongste uit een groot gezin met vooral mannen: veel broers en een kettingrokende vader, die het huwelijk met zijn eveneens kettingrokende moeder het liefst ontkent (v.v.). Geboren en getogen in een achterstandswijk in Dublin en opgroeiend in de weinig verheffende jaren tachtig, lijkt hij niet vooruit te komen. Op school heeft hij ruzie met een ambitieuze klassenvertegenwoordiger, hij steelt als de raven en zijn vriendschap met de eveneens zestienjarige Sharon is er een van stiekem roken, drinken en doorzagend sekspraat op een aftandse hangplek. Wanneer hij zijn vader moet helpen bij metselwerkzaamheden aan het huis aan de upperclass Montpelier Road, bemerkt hij de mysterieuze gastvrouw, Vera Hatton:
Ze stopte haar handen in de zakken van wat je aanzag voor een kamerjas van een man. Veel te groot, versleten en met een Schotse ruit; zo een die oude mannen in een ziekenhuis dragen. Je kon de huid van haar hand zien door een gat in haar zak waarin haar vinger eindeloos had zitten krabben en erdoorheen was gegaan.
‘Hoe gaat het met het werk?’ vraagt ze.
‘Wel goed nu. Het zal niet zo lang meer duren om ’t klaar te krijgen.’
Ze keek even naar de muur, zoals je naar een legpuzzel zou kunnen kijken die je nooit ging doen. ‘Uitstekend,’ zegt ze, en er viel weer een stilte. Ze keek weer naar je, deze keer op een lome manier. ‘Wat goed om je vader een handje te helpen vandaag.’
‘O, hij is een goede knul, en slim ook, de bouw hoeft voor hem niet. Door de week heeft-ie een goed baantje bij slagerij McCann, na school. Slim wel, om een vak te leren wat je binnen kan doen.’
Je kon haar daarna niet meer aankijken. Je voelde je gezicht gloeien. Hou je bek, hou je bek, stomme boerenpummel.
Als de veel oudere Vera Sonny later benadert met de vraag of hij nog mee klusjes wil verrichten, betreedt hij de voor hem totaal onbekende wereld van kunst, filosofie en poëzie. Maar meer nog representeert Vera’s huis haar gekwelde innerlijk: donker en koud. En vol pillenpotjes. Niet lang na hun eerste onhandige ontmoetingen staat ze dan ook op het punt te bezwijken aan een overdosis, maar wordt ze net op tijd gered door Sonny. Wat volgt is een spel van aantrekken en afstoten, met een onbevangen, vluchtende puber en een dolende vrouw. Vera heeft hem niet zozeer hartstochtelijk lief, maar wijst hem de weg. Sonny neemt dus boeken mee, maar ontvangt thuis louter hoon. Sonny bezoekt een kunstmuseum, maar krijgt in de zaal een daverende ruzie. Tot overmaat van ramp wordt hij ook nog van school gestuurd wegens diefstal – al is dat niet meteen het ergste, want in Sharon heeft hij een goede collega. Het ergste is dat hij wordt ingewijd in de geheimen van de liefde. Sonny is net zo onverschrokken als moedig, maar is ziende blind. Niemand begrijpt namelijk de impact van Vera’s problemen. Zo hort en stoot de roman naar het onvoorspelbare en onvoorstelbare einde, met Sonny als een onvoorwaardelijke held, die zich niettemin ternauwernood staande kan houden.
Karl Geary (1972) schreef een debuutroman die nu eens niet gaat over de jaren tachtig als het decennium van de kernwapenvrije gemeenten, de IRA of een bijna gekruisigde Bono. Ogenschijnlijk tekent hij Sonny’s treurige achtergrond zonder enige liefde of compassie, zoals heel Dublin een stad zonder ziel lijkt te zijn. Maar er is veel wijn, thee en toast, waarbij harten in enkele zinnen gelucht worden. Er is ook veel rauw vlees, waarbij de mensen spreken over seks en de dood nabij lijkt. De hoofdpersoon weet zich dus niet geborgen, maar Geary’s gevoelige pen onthult veel details – ‘vanwege de friteuse dropen er straaltjes condens van het behang en over de ruit’ – die zijn omgeving springlevend maken. Dat Sonny wordt geportretteerd in de tweede persoon geeft het verhaal ook veel dynamiek en beweging. Zijn dadendrang lijkt steeds te worden begrensd, zodat Sonny’s kwetsbaarheid voortdurend wordt benadrukt.
Toch ontkomt de schrijver niet aan enkele clichés, zoals de wel heel innige samenwerking van de voorbeeldige klassenvertegenwoordiger met de bullige schooldirecteur en Sonny’s mislukte bezoek aan de National Gallery, waar hij het aan de stok krijgt met een suppoost. Dit zijn meer typetjes uit de videoclips van Sky Channel, waar Bono ook vaak in was te zien. Het zijn slechts kleine kanttekeningen bij een aangrijpende, zinderende roman.
Jaap Krol
Karl Geary – Montpelier Road. Vertaald door Jan Fastenau. Ambo|Anthos, Amsterdam, 248 blz. € 19,99