Column: Erik Nieuwenhuis – Toekomstdromen (36)
Toen P. op de website van de rijksoverheid ontdekte hij dat hij een verzoek tot naamswijziging kon indienen ‘in verband met psychische of lichamelijke klachten’, kwam een overweldigend gevoel van bevrijding over hem. Als hij het goed speelde, kon hij binnen een jaar Graanoogst, Vosselmans of Oudewetering heten. Licht aan het eind van de tunnel.
Hij haatte gelegenheden waarbij hij zijn achternaam moest prijsgeven. Maar soms ontkwam hij er niet aan. Als een motoragent je naar je naam vroeg, kon je moeilijk antwoorden: ‘zeg maar P.’ Hij ontwikkelde strategieën die hem in staat stelden het noemen van zijn achternaam eindeloos uit te stellen. In het nachtleven van het stadje waar hij woont wordt hij PZN genoemd, P. Zonder Naam. Goedmoedige spot die volgens hem in het niet valt bij de hoon die hem te wachten staat, mocht hij zich ooit met naam en toenaam voorstellen aan de dames die nu veelbetekenend stilzwijgen als hij langs hun tafeltje loopt. Er gaan geruchten dat hij een ingewikkelde Spaanse achternaam heeft. Koninklijke komaf. Anderen brengen het raadsel rond zijn naam in verband met een crimineel verleden. En er zijn zelfs boze tongen die beweren dat hij Pier Pieltjes heet. Allemaal niet waar. Strikt genomen heet hij niet eens Pier, maar Pieter. Daar doet hij verder niet geheimzinnig over. ‘Als peuter vond ik twee lettergrepen te ingewikkeld,’ vertelt hij als iemand ernaar vraagt.
Na een jaar van formulieren, telefoontjes en procedures had hij vorige week tijdens een eerste hoorzitting van de commissie naamsverandering eindelijk kunnen toelichten wat hem al die jaren zo heeft dwarsgezeten. Maar toen de bode zijn naam door de wachtkamer liet schallen, bleef hij onopvallend bladeren in de Nieuwe Revu. ‘Een gemiste kans, meneer De Jong,’ zei zijn advocaat door de telefoon. Pier zei niets en verbrak de verbinding. Buiten reed een vrachtwagen van de firma Ongena en zn. voorbij. Een goed moment om in huilen uit te barsten, maar de tranen wilden niet komen.
Erik Nieuwenhuis