Reportage: Een hommage aan Hella S. Haasse en de uitreiking van de prijzen van de Jan Campert-Stichting
Een gemotoriseerde engel en een mannelijke muze
De grand old lady van de Nederlandse literatuur wilde ze liever niet genoemd worden, te veel poeha, daar hield ze niet van. Hella Haasse, de schrijfster van een groot en hogelijk gewaardeerd oeuvre vond ‘een bejaard meisje’ een treffender omschrijving voor wie ze was. Gisteren werd in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag een eerbetoon gehouden voor de op 29 september 2011 overleden schrijfster. De middag bestond uit twee delen: na de Hommage aan Hella, en een korte pauze, werden de prijzen van de Jan Campert-Stichting uitgereikt.
Omdat de uitvaart van Haasse plaats had gevonden in zeer besloten kring en de familie nadien toch wat overdonderd was door de stroom aan reacties van vrienden en bekenden van de schrijfster, werd in samenwerking met uitgeverij Querido en het festival Writers Unlimited besloten tot een herdenkingsprogramma. Verschillende literaire vrienden gaven acte de présence tijdens een uiterst gevarieerde bijeenkomst die aan elkaar werd gepraat door Pieter Steinz. Rudi Wester en Margot Dijkgraaf verhaalden over Haasse en haar werk in het buitenland; met name in Frankrijk was ze zeer geliefd hoewel haar naam, op z’n Frans uitgesproken, klinkt als hélas! Elsbeth Etty hield een warm pleidooi een film over Haasses leven te maken, redactrice Patricia de Groot vertelde over haar bezoekjes aan Hella ‘neem alsjeblieft nog zo’n kroketje mee’ en Willem Nijholt las, op de rand van een ereloge gezeten, passages voor uit De scharlaken stad en Het woud der verwachting. Jammer genoeg vond de laatste het nodig ook nog een brief uit zijn onlangs gepubliceerde correspondentie met Haasse voor te dragen: lieve Hella, nu ga ik slapen, welterusten hoor, lieve Hella en dat gelardeerd met wat jeugdherinneringen. Gustaaf Peek, Kees ’t Hart en M. Februari gingen wat inhoudelijker op Haasses werk in. Overigens deelde zij het publiek ook mee dat ze enkel en alleen bij Querido was gedebuteerd omdat de door haar zo bewonderde Haasse daar haar boeken liet verschijnen.
Uit haar huwelijk met Jan van Lelyveld heeft Haasse twee dochters gekregen: de oudste, Ellen, speelde een stuk uit de Goyescas van Granados, de jongste dochter Marijn vertelde over vroeger. Een middagje winkelen in de Bijenkorf was er niet meer bij sinds haar moeder op de televisie verscheen: reeds op de roltrap werd ze aangeklampt door enthousiaste fans die een handtekening wilden, soms zelfs op een kassabon. En dan was er nog een fenomenale Loes Luca die korte cabaretteksten van de schrijfster las/speelde. Een van de ontroerendste bijdragen aan de middag was het verhaal dat criticus Arjan Peters hield. Voor interviews kwam hij wel bij Hella Haasse thuis, in haar woning aan de Stadhouderskade; hij moest dan met de lift naar haar voordeur die – vreemd genoeg – op de bovenste verdieping van haar appartement uitkwam, daar waar de slaapkamers zich bevonden. Haasse dirigeerde hem over de trap naar beneden, naar de woonkamer en nam zelf plaats in haar traplift. Ze moesten hard lachen want ze leek wel een neerdalende engel: een gemotoriseerde engel.
Na de pauze waren de prijzen aan de beurt. Aad Meinderts, directeur van het Letterkundig museum en voorzitter van de Jan Campert-Stichting leidde de uitreiking in waarna de Haagse cultuurwethouder Marjolein de Jong de oorkondes mocht overhandigen. Dit deed ze ietwat knullig: ze sprak consequent over Erik Spinooi in plaats van Spinoy [klinkt als: Lanoye], winnaar van de Jan Campert-prijs voor zijn bundel Dode kamer. Gustaaf Peek werd gecomplimenteerd met zijn roman Ik was in Amerika, winnaar van de F. Bordewijkprijs. Ze zal wel haast hebben gehad want ’s avonds op het journaal konden we haar de Zilveren Camera zien uitreiken, eveneens die middag in Den Haag. Stichting Perdu kreeg meer dan terecht de G.H. ’s Gravesande-prijs voor bijzondere literaire verdiensten, en Benny Lindelauf ontving voor De hemel van Heivisj de Nienke van Hichtum-prijs voor jeugdliteratuur.
Door de uitgebreide hommage aan Hella S. Haasse was er dit jaar voor de verschillende dankwoorden wat minder tijd ingeruimd. Na korte speeches van bovenstaande laureaten werd de winnaar van de Constantijn Huygens-prijs aan het woord gelaten. Op film, want A.F.Th. van der Heijden was er om persoonlijke redenen nog niet aan toe zelf aanwezig te zijn. De Constantijn Huygens-prijs is er een voor een oeuvre en A.F.Th. pleitte ervoor een eerste en een tweede Constantijn Huygens-prijs in het leven te roepen; een voor een oeuvre halverwege en één voor alles wat er daarna nog komt, de tweede helft. Er zijn per slot van rekening ook twee CH-straten in Amsterdam te vinden, een Eerste en een Tweede.
De Constantijn Huygens-prijs droeg hij op aan zijn in mei 2010 overleden zoon Tonio, zijn mannelijke muze. In weerwil van wat hij aanvankelijk dacht (zie de roman Tonio) blijkt de dood van zijn zoon hem er toch niet van te weerhouden voort te schrijven. Tonio was voor zijn geboorte al een muze en zal dat na zijn tragische dood blijven, ‘hij regeert vanuit het graf’.
Wrang detail van deze middag is dat Van der Heijdens mannelijke muze werd doodgereden op de hoek Stadhouderskade/Hobbemastraat, grofweg 100 meter van het huis van Hella Haasse.
Roos Custers