De bergtoppen van de geest Uitgenodigd door hemzelf om voor te komen lezen in Watou, zat ik plots aan tafel met de echte Komrij, een ouderwetse grote geest, laten we
DE GONDELIER De zwarte gondel en de gondelier in zuiver zwart. Alleen een witte kraag prijkt rond zijn hals: hoe die het masker schraagt waaruit een snavelneus als van een
Arghe winter, ghy zijt cout. Vergangen is ons tgroene wout, Vergangen zijn ons die loverkens aender heiden. Die looverkens die aender heyden staen daer op singt die nachtegale, Van minnen
Ultiem Testament eenzaam dwaalde ik jarenlang over Gods dorre akkers bezaaid met zwartgeblakerde stoppels, het eertijds wuivend goudgeel gewas, en ik was omhuld door een wolk roet, trachtte de raven
Ochtend Vanmorgen stond ik me te scheren mijn oog viel op de wekker, half zes nu kon mijn vader de grindweg aflopen richting wilgenrij in het weiland zijn roeiboot losmaken
Broer leerde mij tongzoenen met een zachtgekookt ei. Gewoon op een ochtend, het was een donderdag. We zaten aan de ontbijttafel. ‘Het is heel makkelijk,’ zei hij. Kook een ei
– Een documentaire over jappen die zich doodwerken en mijn grootvader zet het geluid harder. Knokkels tegen lippen, te weinig sigaretten voor dit gesprek. Buiten lachen allochtonen. Hun vlees spant
Om het portret van een vogel te maken Eerst een kooi schilderen met een open deurtje dan iets moois schilderen iets eenvoudigs iets aardigs iets nuttigs voor de vogel dan
Twee Voerlui Een karretjen op den Zandweg reed; De maan scheen helder, de weg was breed, Het paardje liep met lusten (‘k Wed, dat het zelf zijn weg wel vindt);
Geen God Wij botsten, jij viel, een vorm van gerechtigheid. Onder de fiets lag je breekbaar als een vader, wat weet jij nou? Dat de aarde plat is, dat God
Kerstmis Klokken haalden mij uit de slaap vandaan: Kerstmis over den Haag om middernacht. Hij, die ik dagelijks te wezen dacht, trok uit mij weg en kwam alleen te staan.
Ziektevers Voor Okke Hij zat gemakkelijk op de rand van ’t bed, en sprak van school en leuke jongensspelen, en hoe de vreemde talen hem vervelen, en van de vrije
Place des Vosges Het gonst van lege geluiden. Wat je schrijft lees je zelf. In boeken van papier slaan we vast wat niet verdwijnen mag. Gij zuster in dit steen:
Ontmoeting met een blaarkop Je vindt me vreemd, eng haast, blijkt uit je blik, met zo’n geboortemasker, wit, en ogen zo zwart omrand die jou enkel gedogen, denk je, op
Bezoek van mijn vader Mijn overleden vader komt op bezoek en gaat weer in zijn stoel zitten, die ik kreeg. Zo, Niels! zegt hij. Hij is bruin en sterk, zijn
Slaaplied Er gaan dagelijks kranen, deuren open en dicht met een vergelijkbare beweging er schommelen kleine golven van en naar de romp, er zijn mensen op en klaar om de